Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/380

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in de vorige foute te vervallen," sprak de la Rivière nu met dien toon en dien glimlach, die bewezen dat hij weder zich zelf was geworden, »maar ik mag niet ontkennen dat ik geloof u het betere gegeven te hebben, God helpende, en uwe gewillige volgzaamheid mijne pogingen schragende… Uwe groote liefde heeft den demon van den hoogmoed in mijn hart verslagen. Wees gezegend! wees gedankt!" en hij kuste hem het voorhoofd. Toen zich omwendende en snel zijne tranen wegwisschende, hervatte hij: »De Burgemeester zal mij voor een week, zwak man houden…"

»De Burgemeester denkt op gansch wat anders!" mompelde deze halfluid met vochtige oogen.

»Nu deze verzoening getroffen is, kom ik mij als middelaar stellen voor een anderen vrede, sprak Aart Amelisz, die zijn vader bij de hand hield.

»Monsieur de la Rivière, mijn vader erkent zijn ongelijk; hij heeft leedwezen van hetgeen hij gezegd heeft over uw persoon en handelwijze, hij neemt dat alles terug, hij is volkomen overtuigd dat zijne vermoedens, zijn wantrouwen onbillijk waren, en hij hoopt dat gij zijne excuses zult aannemen."

»Wel gaarne mijnheer… zooals altijd." hernam de Fransche edelman niet zonder eenige ironie, »en te eerder daar ik mijn pupil kwalijk het schadelijk exempel kan geven van een tweegevecht met een ambtgenoot! Tot de gevoeligheid van den edelman op het punt van eer moet men verloochenen in deze betrekking," eindigde hij met een zucht.

De beide mannen gaven elkander de hand, de Burgemeester wischte zich het voorhoofd af en ging zitten; hij ook had meer aandoeningen gehad dan hij dragen konde.

»En nu, meester Aart Amelisz, ik heb nog explicaties te geven aan mijnheer den Gecommitteerde van den Graaf van Culemborg, die welonder vier oogen konnen geschieden; verzel gij den Jonker naar zijne kamer, en houd hem eene wijle gezelschap; voor ’t geval dat de Prounincks komen, eer ik daar ben… worden ze niet toegelaten; Zijne Genade gaat vandaag niet uit!"Al sprekende legde hij de hand op den schouder van Floris, en zag hem aan met die uitdrukking van ernst en liefde, die genoegzaam scheen om den jonkman in zijne uitspraak te doen berusten, want deze, schoon hij sterk kleurde, als trof hem, wat hij