Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/388

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Neen, in trouwe! wat men de Gravin ook te laste legge, zij is geene zwakke moeder. Zij heeft zelfs nu, willende voorzien in een geval, dat mij gisteren nog niet denkbaar scheen, maatregelen aanbevolen ten opzichte van haar zoon, die mij zonderlinge zeer tegen zijn, doch die ik in het uiterste zal moeten aangrijpen… met één woord, zoo de jonge Graaf naar ’s Hage komt, zullen de Heeren Staten zich belasten met de verzekering van zijn persoon… Zij hebben hun pretext, de zorg voor zijne veiligheid, de woelingen hier te Leiden onder de jongeluiden, sinds hij onder hunne sauve-garde staat, en daar te boven het verzoek der moeder, die hem van eene jeugdige dwaasheid wil terughouden! Zoo ziet ge, dat de tocht naar ’s Hage onder deze omstandigheden…"

»Te droes neen! dat moet niet zijn, het zoude dien heeren kunnen invallen onzen jeugdigen heer niet weer vrij te laten voor hij bewilligd had in de opdracht van het graafschap aan Hunne Hoogmogenden!

»De Heeren Staten zijn geen roofridders, mijnheer! maar zooals ik zeide, alleen op het uiterste rest ons deze toevlucht; op mijn eersten wenk wordt hij naar ’s Hage ontboden en als hij er is…" de la Rivière zuchtte diep, »voert de Baljuw hem naar de kasteleinij! Wees echter gewaarschuwd, mijnheer! dat ik u dit alles mededeele, niet opdat gij er onzen pupil mede zult bedreigen of versagen ten ontijde, maar opdat gij met mij de hooge noodzakelijkheid zult inzien van de grootste behoedzaamheid, van de teerste lankmoedigheid zelfs, en vooral van de striktste geheimhouding, en alle vermijding van opzien en ruchtbaarheid. Zoolang het binnen onzen kring blijft hebben wij nog alles in handen, dringt het gebeurde van heden naar buiten, door welke oorzaak ook, dan kunnen wij niet langer handelen naar ons eigen inzicht, en dan zou er licht kunnen volgen, wat ons beiden zeer hard viel. Gij hebt Floris lief als ik, al is het, dat gij ’t op andere wijze toont; te zijner liefde, er liefde van het Huis Pallant-Culemborg bidde ik het u, welks achtbaarheid inderdaad eenige schade zoude konnen lijden, zoo de Heeren Staten een al te groot overwicht bekwamen in de familiezaken!

»Dat ben ik volkomen met u eens. Ik belove u mij in niets te moeien, zeg mij alleen… wat gij voornemens zijt als… gij U in uwe hoop op dat meiske bedrogen zaagt…"