Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/423

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Om een doodslag te verzoenen, aan een abt van Middelburg begaan door een lid van dat geslacht, kwam Westhoven aan die geestelijke Heeren.

Zij, die reeds de prachtige abdij te Middelburg als hoofdzetel hadden, gebruikten Westhoven als lustverblijf in het schoone jaargetijde en het jachtseizoen. Zij leidden er geen kluizenaarsleven, voorwaar! Alles wat het oog kon verlustigen en de zinnen kon streelen, was er te hunnen dienste, en meer heeren dan herders in den waren christelijken zin, zochten ze hier vrijheid van den dwang der etiquette en der strenge kerkplichten hun te Middelburg onder het oog hunner geestelijken en leeken opgelegd.

Zij gingen er mijmeren langs duin en strand, jagen in de bosschen, en feestvieren in de zalen met tal van vrienden en aanhangers.

Als er prinsen en hooge heeren Zeeland bezochten, en op Walcheren toefden, waren het de abten van Middelburg die het voorrecht hadden hen te begroeten en te onthalen, en niet zelden was het op Westhoven dat zij hun gastvrijheid boden of hen ten feestmaal noodigden.

Deze voorkomendheden waren niet altijd zonder bijbedoeling. De abten van Middelburg hadden nevens hunne geestelijke belangen, ook die hunner wereldsche eer- en heerschzucht in het oog te houden. Zij waren, zoomin als andere kerkvoogden, hoogeren en lageren, den bisschoppen van de eerste eeuwen der Kerk gelijk — evenmin als men onder de leeken de christenen der katacomben terug vond. De wereld was ter Kerke ingedrongen, en de wereld had de Kerk overwonnen. Het had andersom moeten zijn, maar nu het eenmaal zoo was, bleek het de roeping niet der Middelburgsche prelaten om als hervormers op te treden. Wie weet in welke eerzuchtige berekeningen verdiept, door welke overleggingen en beschouwingen geprikkeld, sommigen hunner zich hebben neergezet onder dienzelfden lindeboom, die nu alle zijne vrome bezitters en hunne opvolgers overleeft, om nog ten huidig en dage door zijn oudheid en zijn omvang de bewondering te wekken van onze tijdgenooten. Mij dunkt ik zie er Floris van Schoonhoven neerzitten, om zich te beraden met welke eerbewijzen hij zekere hooge gasten, wier bezoek hem aangekondigd was, zou ontvangen, en welke voldoening voor zich zelven hij daarvan zou hebben.