Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/437

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

koning kraaien, om zich zelf (althans hunne gevoelens) te doen gelden en voorop te zetten. Zoo toonden zij ijver zonder verstand, op een tijdpunt waarop de uiterste omzichtigheid noodig was, om tusschen de partijen door naar het doel te streven dat men zich voorgesteld had te bereiken. Met onstuimig drijven en jagen meenden zij er te komen!

De Prins had veeloverlast van zulke drijvers; toch moest hij ze ontzien, wetende dat zij bereid waren degelijke diensten te bewijzen, en dat ook van dezulken partij te trekken was voor de goede zaak, maar instemmen met de Datheens, de Modets en huns gelijken, dát kon hij niet zelfs Marnix, zijn lieve getrouwe, zijn boezemvriend, brandde wel eens van een gloed, dien Oranje noodig had te bekoelen, maar de Villiers, schoon hij martelaarsmoed had betoond bij meer dan eene gelegenheid, was er de man niet naar om met onbesuisde geestdrift het martelaarschap te zoeken voor zich zelf en anderen, De nog zwakke staat moest bevestigd, de jeugdige Kerk opgebouwd worden, meende hij, door andere middelen dan juist geweldige. Tegen den stroom in te zeilen, gedoogden nog beider wankele krachten niet. Men moest rekening houden met de omstandigheden acht geven op het getij, en het juiste oogenblik te baat nemen om te handelen, des noodig achteruit wijken, om te meer zeker te zijn van zijn sprong. Dat was zijne tactiek, en juist die waarmee de Prins zelf het meest was ingenomen. Als deze zich dus tegenover hem over zijne geheimste wenschen en bedoelingen uitliet, behoefde hij niet te vreezen miskend te worden of verkeerd begrepen. Junius of Taffinus, gelijkgezinden, hadden hunne roeping elders, Marnix was veelal verre, om de groote belangen der vrijheid voor te staan, de Villiers als hofprediker en geheimraad, bleef Oranje steeds nabij, en zoo werd ook zijn dienst het meest ingeroepen, zijn raad het liefst gevolgd, als er van belangrijke of hachelijke zaken sprake was, zonder dat het geheim uitlekte van zulke, meest mondelinge, raadpleging.

Maar één dienst toch werd van hem gevergd, dien hij verleende op uitdrukkelijk verlangen des Prinsen, die niet geheim kon blijven, en die de algemeene aandacht op hem vestigde op zulke wijze, dat vriend en vijand, onbewust van ’t geen er in het kabinet tusschen Oranje en zijn geheimraad omging, juist dezen als den voornaamste, zoo niet als den eenige aanduiden waardoor