Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/451

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

op 24 Maart 1582 door Alexander de Hautain, toen gouverneur van Vlissingen. Het stond aan de zuidoostzijde der stad, was een ruim en gemakkelijk gebouw, van groote zalen, statige vertrekken en gewelfde kelders voorzien, aan de voorzijde met een overdekt bordes, waarvan de kap op twee steenen kolommen rustte; een koetshuis en paardenstal ontbraken er niet, zoomin als een tuin of park. [1] Het werd het Prinsenhuis genoemd, ofschoon de Prins zelf er wel niet toe gekomen zal zijn het te bewonen, daar hij naar Delft vertrok eer het voltooid was, maar naar zijne bedoeling heeft zijne weduwe er haar genot van gehad. Het kan geen toeval zijn dat, terwijl de Prins zijn invloed en zijne bezittingen in Zeeland trachtte te vermeerderen, ook zijne beide trouwe vrienden en raadslieden zich daar rechten en woonsteden verzekerden. Marnix van St. Aldegonde kocht West-Souburg en de Villiers werd eigenaar van Westhoven, in hetzelfde jaar dat de Prins Heer werd van de Zeeuwsche heerlijkheden. Beiden kenden zeker de intentiën van hun vriend en meester om er heen te wijken, als, uit welke oorzaak ook, het langer oponthoud in Vlaanderen voor hem minder wenschelijk bleek.

Beiden hoopten hier ook de rust te vinden, die ze zoo zuur hadden verdiend. Voor Marnix brak die vooreerst nog niet aan. daar hem reeds in ’83 zijn post in Antwerpen werd aangewezen. Ook voor de Villiers kon er geen sprake zijn het kasteel terstond na den aankoop te bewonen: al had zijn ambt hem niet bij den Prins te Delft gehouden, het oude lustslot was vooreerst niet bewoonbaar. Na den brand en de verwoesting er door de bende van Berthold Entes aangericht, was het in zoodanigen ontredderden staat, dat er vrij wat te herstellen en op te knappen viel, eer een talrijk en deftig gezin er huisvesting kon vinden, en de Fransche edelman, als banneling buitenslands levende, zal wel geene inkomsten hebben getrokken van zijne bezittingen in Frankrijk. Het kan zelfs bevreemding wekken dat hij zooveel geld te zijner beschikking had om het omvangrijke kasteel te kunnen koopen; zijn meester zelf, na de groote verliezen door hem geleden, wor-

  1. Deze tuin is het eenige wat er nog van deze plaats is overgeblevenen nog wel in den staat van uitspanning of tapperij! Zooals menig ander gebouw, werd het door brand vernield in 1749, en alleen een stuk muur toont nog de plaats waar het gestaan heeft.