Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/464

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

scheiden boetpredikers (een Hakkius onder anderen) haar in ’t aangezicht durfden zeggen, dat haar gemaal zich den toorn Gods en diens straffe op den hals had gehaald, dat was meer dan de treurende weduwe kon verdragen. Zij wist nu waar zij schuilen zou. Ondanks het verlangen der Staten van Holland, dat zij in hunne provincie zou blijven, nam zij de wijk naar Zeeland, naar Vlissingen, naar dat huis dat de Prins te haren behoeve had laten inrichten en verfraaien en waarvan zij nog liefelijke herinneringen behield.

Ook gevoelde zij zich daar veel meer thuis dan ergens in Holland; zij vond er eene Fransche gemeente, bediend door een landgenoot, den predikant Ferret.

Op West-Souburg zocht Marnix van St. Aldegonde de ruste, die de haat en de laster hem nauwelijks gunden. Die boezemvriend van haar gemaal, ook haar vriend en dienaar, kon daar tot haar komen en haar leed helpen verlichten door deelneming, en niet verre uit de buurt lag Westhoven, waar reeds het gezin van de Villiers was gevestigd, waar hij zelf zijn verblijf nam, zoo vaak de dienst van graaf Maurits niet noodzakelijk zijne persoonlijke tegenwoordigheid vorderde. En dat oogenblik scheen juist gekomen; toen Louise de Coligny te Vlissingen kwam, had de Villiers redenen om zich naar Zeeland te begeven.

Hunne Hoogmogenden hadden Maurits naar Delft geroepen, zijne hofhouding geregeld, aangenomen de schulden, die hij te Leiden had gemaakt, voor hem af te doen, mits hij zich verbond met het door hen vastgestelde jaargeld toe te komen, terwijl zijn hofmeester, de heer van Sonsveld, door de heeren werd vermaand, nauwkeurig acht te geven dat er geen nuttelooze posten op het budget werden gebracht. Voor een geheimraad was er onder deze omstandigheden in die nieuwe vorstelijke huishouding geene plaats; maar dat zou de Villiers toch niet belet hebben te Delft in de nabijheid van Maurits te blijven, indien hij niet wichtiger redenen had gehad om zich tijdelijk te verwijderen. Hij wist het maar al te goed — hij was impopulair.

Voorts, sinds men aanving opnieuw met Elisabeth te onderhandelen, werd hij verdacht van tegenwerking; men vreesde dat hij den invloed, dien hij blijkbaar op Maurits had verkregen, zou misbruiken om dezen tegen het Engelsch bondgenootschap op te zetten. De Villiers doorzag deze bezorgdheid met zijne gewone