Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/465

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

scherpzinnigheid, en liever dan aanleiding te geven tot wantrouwen en onmin tusschen den jongen Vorst en de hooge machtige heeren, van wie deze nog zoo geheel afhankelijk was, trok hij zich vrijwillig terug. Al stond hij dezen niet juist ter zijde als geheimraad, niets belette hem Maurits dienst te doen door geheime raadgeving en zedelijk bestier door brieven of tusschenpersonen. En zulk een getrouwe kende hij, dien men niet van Maurits had willen scheiden. ’t Was Malderé de getrouwe voormalige stalmeester van Willem I, die wetende wat de Villiers steeds voor zijn overleden meester was geweest, zich met oprechte vereering aan dezen had gehecht, en die zijne aanwijzingen wist te vatten en te volgen waar het de belangen van den jongen Stadhouder gold. Gerust van die zijde en verlangende zijne vijanden en tegenstanders de geruststelling te geven, dat hij zich niet meer met de publieke zaken zoude bemoeien, trok hij naar Walcheren, naar Westhoven, waar hij zich aan de wetenschap en de letteren bleef wijden, zonder daarom het doel uit het oog te verliezen, waaraan hij zijn leven had gewijd: de zaak der godsdienstvrijheid in Frankrijk, in Nederland — de bevrijding der Geuniëerde Gewesten van de Spaansche overheersching — en de zaak der Oranje’s, welke laatste hij met die eersten vereenzelvigd achtte en waarvoor geene zelfverloochening hem te zwaar viel.



Wij hebben wel een langen omweg gemaakt eer wij tot Westhoven terugkeeren, maar nu ook weten wij wie wij er vinden zullen, als wij Pierre l’ayseleur, heer van Villiers en van Westhoven, op zijn kasteel een bezoek brengen in 1587. Maar men stelle zich niet voor, het Westhoven te zien van onze eeuw, van onze dagen, gerestaureerd en gemoderniseerd, bijkans ten spijt van de oude herkomst, maar des te meer comfortabel te bewonen voor ons negentiende-eeuwers, die wel het grootsche aanzien van een oud kasteel willen bewonderen, maar toch liefst ons gemak en genoegen niet willen opgeofferd zien aan het unheimische dat er ons treft, tenzij er door eene ruime en smaakvolle hand orde op gesteld is.

Het Westhoven van heden, dat men nadert hetzij door de schilderachtige manteling, hetzij van de Middelburgsche zijde door eene grootsche oprijlaan, waar men zich aan geen oneffen