Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/466

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

steentje zou stooten — liggende als in ’t midden van heldere vijvers, in wier zuiver water men de vischjes kan zien spartelen — door keurig onderhouden bruggen te bereiken zonder verdere hindernissen; waar u de geuren van de heerlijkste bloemperken verwelkomen en de aantrekkelijkste uitzichten zijn vergund tusschen heesters en zwaar geboomte in, waar gij niet binnentreedt zonder u prettig te gevoelen en van waar gij niet scheidt dan met den wensch, het weer te zien… Helaas neen! het Westhoven, zooals het zich in 1587 vertoonde, was voor twee derde eene ruïne, en slechts de achtervleugel, die behouden was gebleven, was bewoonbaar gemaakt zooveel de toenmalige eigenaar het in zijne macht had gehad, met de minst mogelijke kosten. De veiligheid had genoodzaakt eene oude ophaalbrug te herstellen en een der zware poorten zooveel doenlijk te vernieuwen.

Geen kleuren of geuren treffen behagelijk uw oog of reuk; zware boomen grimmen u aan, nu — wij treden er binnen in November — bijkans geheel van bladeren beroofd, die de paden bedekken met een geelbruin tapijt, verraderlijk genoeg bij den drassigen grond! De ringgracht ziet er uit als een stilstaand water, waaraan weinig zorg wordt besteed, en als men binnentreedt klinken de voetstappen luid in het holle portaal, daar geen mollig gangkleed hun geruisch breekt. Het wordt ons vergund eene ruime benedenzaal in te treden, die de heer des huizes tot studeerkamer heeft laten inrichten en waar hij zijne boekerij heeft zijn grootsten schat.

Het eikenhouten beschot, evenals de hooge gewelfde zoldering draagt sporen van beeldhouwwerk, dat echter vermoedelijk, wijl het heiligenbeelden voorstelde, door de ruwaarts van Entes’ bende met woeste vernielzucht is beschadigd. De Villiers heeft niet noodig geacht, deze schennis te herstellen. Zijne middelen lieten hem nauwlijks toe, dat gedeelte van het kasteel, ’t welk hij met de zijnen in gebruik nam, wat op te knappen en van de onmisbare meubelen te voorzien.

Aan een zwervend leven gewoon, van jongs af gewend zich van overtolligheden te spenen als het zijn moest, was hij er slechts op bedacht geweest, zich eene rustige woonstede in te richten, terwijl er van weelde en streeling der zinnen door kunstgenot geen spraak had kunnen zijn. De geschilderde, in lood gevatte ruitjes die verbrijzeld waren, had men door groenachtig witte