Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/468

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vaderland heeft gekozen, hoe hij reeds in 1572 met echtgenoot en zeven kinderen gezegend was, overwegen, dat hij advocaat placht te zijn bij het parlement te Parijs, eer hij naar Zwitserland uitweek, waar hij van de rechtsgeleerdheid tot het beoefenen de theologie overging en waar hij zijne gade leerde kennen, dan kan men hem gerust stellen aan de kwade zijde van de vijftig en de zestig al vrij nabij, zoo niet ingetreden; maar als die gissing juist is, draagt hij zijne jaren met eere, zooals men gewoon is te zeggen van iemand, die er jonger uitziet dan zijn leeftijd. Zijn zwart haar, eerder sterk en zwaar dan glad en zijdeachtig, schijnt niet vatbaar om spoedig te grijzen, want er is nog geen zilver tusschen te bespeuren; het is kort afgesneden, slechts een weinig gekuifd boven ’t voorhoofd, dat niet hoog gewelfd is, maar kort en breed en sterk, en doet denken aan ongemeene vastheid en wilskracht. Slechts enkele fijne rimpels zijn er te bespeuren, en ’t is van eene donkere tint evenals zijn gelaat, dat aan zijne zuidelijke herkomst herinnert. De oogen diepliggend en flonkerend als gitten, wanneer hij ze niet, als nu, half geloken houdt onder de lange wimpers; de wenkbrauwen fijn en als gepenseeld, de neus eenigszins gebogen, zooals behoort bij den adelaarsblik, de mond klein, de lippen wat saamgeknepen; ook de kin, eindigend in een puntigen baard, is geheel in harmonie met de scherpe, sprekende trekken van een aangezicht, dat men niet weer vergeet als men het eens heeft aanschouwd. Het teekent geest en scherpzinnigheid en geeft den indruk van pittigheid en slimheid, meer dan van goedheid; toch is hij goedhartig en edelmoedig tot zelfvergeten toe, maar zijn gelaat teekent die eigenschap van zijn hart niet; er licht geene weekheid in die sterke trekken, die van groote levendigheid en beweeglijkheid getuigen, maar door machtige zelfbeheersching worden bedwongen, als het zijn moet. Hij is niet groot van gestalte, maar als hij zich opricht uit de gebogen houding, waarin wij hem aantreffen, ziet men dat hij nog flink en krachtig is. Elastiek zou misschien de juiste uitdrukking zijn, zooals iemand, die zich nog in weelde noch in rust heeft gebaad en die geen aanleg heeft om gezet te worden; veeleer, als hij de zeventig of tachtig mocht bereiken, is er kans voor hem om tot mummie uit te drogen. De handen zijn fijn, welgevormd en getuigen, dat de geleerde heer de zorg voor zijn uiterlijk niet veronachtzaamt. De man die aan hoven heeft verkeerd,