Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/493

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De Villiers had bij meer dan eene aanleiding doen uitkomen, dat hij zich niet gebonden achtte dan door het Woord Gods, dat hij de belijdenisschriften goed en nuttig achtte als geloofsgetuigenis van hen van wie zij uitgingen, maar dat hij ze nimmermeer wilde opdringen noch voorschrijven aan wie er niet uit eigen beweging mee instemde, dat hij er nooit een gelijk gezag aan wenschte toegekend te zien als aan de Schrift. »Calvijn is niet voor ons gestorven, en Zwingli heeft ons niet verlost," placht hij te zeggen, »en zoo wil ik dan ook niet aan hunne woorden en voorschriften het gezag toekennen, dat aan Jezus Christus alleen over ons toekomt." Hij keurde het voortdurend verdoemen en verketteren in de gemeenten der Hervorming en door synoden en consistoriën ten sterkste af. Marnix daarentegen was verre van zulke vrijzinnigheid, die hij ontijdig en schadelijk achtte. Dat er dus groot verschil van opinie zal bestaan hebben tusschen hen bij het bespreken van een boekske, dat zelf naar de richting toe wenkte, waaruit in de volgende halve eeuw zulke heftige religie geschillen zouden ontstaan, is wel te onderstellen. ’t Is bijna zeker dat daarna lange discussiën zijn gevolgd, die tot hooger warmtegraad zijn gestegen dan die van een gemoedelijken vriendenkout, maar toch hunne vriendschap was te oud en op te goede gronden van wederzijdsche achting gevestigd, om er door geschaad te worden.

Alleen liet Marnix niet af, zijn vriend te ontrusten over de mogelijke gevolgen van de gewaagde stellingen, die hij naar zijn gevoelen dus ontijdig had verkondigd, en nog onder het naar huis wandelen kon hij niet nalaten de vrees uit te drukken, dat de uitgesproken gevoelens de Villiers persoonlijk zouden schaden en hem nog verder afbrengen van die erkenning, waarop hij door zijne vroegere diensten aan de Kerk recht had; waartegen de Villiers aanvoerde dat het nooit in zijn aard had gelegen, zijn ge voelen, voor wien ook, te verbergen uit vreeze dat het hem zelf schade of lijden zou kunnen aanbrengen. »Ik acht het woord dat de Prins eens tot u richtte, ook als tot mij gesproken, mijn waardige vriend: »Aldegonde! Souffrons que l’on marche sur nous — pourvu que cela profile à l’ Eglise de Dieu"."

»Pourvu!" had de heer van West-Souburg geantwoord met een twijfelachtig hoofdschudden, terwijl hij hem tot afscheid de hand drukte en het naaste pad naar zijn eigen vorstelijk slot insloeg.