Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/497

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

slijk behoeven op te halen; maar de eerbare jonge vrouw, naar het voorschrift van het Evangelie, »eene weduwe die werkelijk weduwe was", trok die onreine wereld door, zonder bezoedeld te worden door hare aanraking; als de hermelijn wist zij hare zuiverheid te bewaren van elke smet, won zich zelfs van den geestigen vrouwenlasteraar Brantome den lof: »qu’elle avait pris en ce pays barbare et rude de la Suisse cette grâce et cette habitude si vertueuse, qui étant en France de retour, elle se rendit admirable par ses vertus et bonnes grâces" en du Maurier getuigt van haar: »Madame de Téigny avait vécu en son veuvage avec une conduite admiré de tout Ie monde." Deze getuigenissen en andere van verschillende zijden zullen door Willem van Oranje ook wel zijn vernomen; hij had correspondentie genoeg met de Fransche Hugenooten om er alles van te vernemen, onder meer met de la Noue, met du Plessis de Mornay. De Villiers, die haar als aankomend jong meisje gekend had, en die haar gewis als de dochter van zijn vereerden vriend den admiraal, van uit de verte belangstellend gadegeslagen had in hare omzwervingen, zal niet de laatste zijn geweest om deze vereerende getuigenissen te bevestigen, en dit alles leidde den Prins tot den wensch om die kostbare parel aan zijn diadeem vast te hechten. Niet om haar huwelijksgoed, dat gering was naar haar stand, maar om hare deugd en beminnelijkheid vroeg Oranje hare hand, en toen hij die verkreeg, toen de acht-en-twintigjarige weduwe, door Justinus van Nassau begeleid, te Vlissingen aan wal stapte, verklaarden de Zeeuwen, Hollanders en Vlamingen, die toegestroomd waren om Willem’s bruid te aanschouwen, dat ze »wel niet mooi" was, maar toch door hare zachte waardigheid en beminnelijke levendigheid zoozeer aantrok, dat zij met alle recht eene liefelijke verschijning mocht genoemd worden. Of zij dat nòg was in 1587 voor ieder ander dan de Villiers, mogen wij betwijfelen. Eene belangwekkende dat is wat anders; dat zou zij altijd blijven, maar op haar 33ste jaar was zij reeds niet meer jong; op dien leeftijd, dien hare gezusteren van toen en nu, nog zoo gaarne als de tweede jeugd zien aangemerkt en die werkelijk als den vollen zomerbloei eener vrouw kan gelden, waar deze kalm en gelukkig mag voortleven, was zij ouder dan haar jaren, onder de schokken die zij had doorgestaan. Onder de zorgen die niet ophielden haar te drukken, was wel haar levensgemoed niet gebroken, had zij