Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/510

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hij zal toch Westhoven niet komen belegeren, en dit zoo zijnde, zouden wij achter deze zware muren nog wel een storm kunnen afwachten."

»Gij spot er mee, maar nu ben ik het die in vollen ernst spreek: er is gevaar voor u. De graaf van Leycester, in hooge mate tegen u vergramd en heftig in zijne uitvallen als hij zijn kan, heeft gezworen dat hij vóór zijn vertrek nog afrekening wil houden met eenige lieden hier te landen, die hij voor zijne tegenstanders houdt en voor de bewerkers van het échec, dat hij niet langer bij machte is te ontveinzen. Er wordt zelfs gesproken van eene lijst met hunne namen, die hij daartoe zou hebben opgemaakt."

»En waarop de mijne bovenaan staat?" vroeg de Villiers, even de schouders ophalend.

»Niet de uwe, maar die volgt toch, zoo mijne berichten juist zijn, na dien van den Advocaat van Holland en den heer van St. Aldegonde."

»Ik moet nu mevrouwe doen opmerken dat zij verkeerd is ingelicht. Nog geen uur geleden was mijn vriend Marnix hier bij mij; onder veel dat wij bespraken, kwam het gesprek ook op onze onderlinge verhouding tot den graaf van Leycester, en Marnix verzekerde mij, dat hij met dezen in goede verstandhouding was sinds de Kanselier van Gelderland tusschenbeiden was getreden. De Graaf heeft St. Aldegonde satisfactie gegeven omtrent zekere onrechtvaardige verdenking, opgevat uit de overgave van Antwerpen, en deze heeft zich strikt onzijdig gehouden in de twisten van den Graaf met de Staten. Leycester moet zelf voorgesteld hebben een zoon van Marnix aan zijn huis te verbinden. Of daarvan iets gekomen is, heb ik niet vernomen, maar — de Heer van West-Souburg, die eenige dagen in Leiden had doorgebracht, scheen volkomen gerust omtrent zijne verhouding tot den Gouverneur-Generaal, en mij dunkt dit is wel het bewijs hoe weinig authentiek dat wraakregister zijn moet, waarmee men mevrouwe heeft ontrust!"

»De Advocaat van Holland schijnt er toch aan te gelooven, want hij heeft op diergelijke waarschuwing, als waarmee ik nu tot u kom, den Haag verlaten midden in den nacht en is naar Delft geweken, waar hij zich veiliger acht."

»Met recht, Delft heeft poorten en wallen, en er ligt Staatsch