Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/509

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mij getuigen als wakkere huisvrouwen zorgzame moeder. De sporen van de ruwheid; waarmee zij daar bij Mylords kort verblijf in ’t verleden jaar hebben huisgehouden, zijn nog niet eens geheel uitgewischt, ondanks al het vlijtige schrobben en boenen der Zeeuwsche dienstboden."

»Maar wat beteekent in ’s Hemels naam huis en have, als er gevaar is voor u van verschil met Leycester, dat hooger zou kunnen loopen dan mevrouwe zich nu voorstelt en waarvan de listige en hooghartige Graaf wel eens gebruik zou kunnen maken om de Prinses douairière van Oranje nevens haar zoontje naar Engeland mee te voeren, onder voorwendsel zijne koningin als scheidsvrouwe in te roepen."

»Wat schade! Ik ken het Fransche hof, Ik zou het Engelsche zien, ik zou die koningin leeren kennen, die mij met hare verwonderlijke vaardigheid om huwelijksplannen aan te knoopen en af te breken, nog steeds een raadsel is."

»Mevrouwe schertst er mee en ik spreek in hoogen ernst. Uw volharden in dat voornemen om Leycester te Vlissingen af te wachten, ontrust mij zeer; en dat gij het oog willens sluit voor de bezwaren die er uit kunnen volgen, bedroeft mij; ik mag het u niet verzwijgen."

»Bedroeven wil ik u niet, mijn trouwe vriend, al kan ik uwe bezorgdheid niet deelen; ik zal uw zin doen en naar ’s Hage terugkeeren, maar onder eene voorwaarde…"

»Welke?" vroeg hij gespannen.

»Dat gij mij derwaarts vergezelt en dat zonder uitstel."

»Dit is juist eene voorwaarde die ik niet kan vervullen, en mevrouwe weet dit wel," sprak de Villiers neerslachtig en met iets als verwijt.

»Waarom niet? Gij zijt toch niet uit den Haag gebannen?"

»Dat wel niet, maar ik ben er het voorwerp van onwil en wantrouwen; ik heb er vijanden, die…"

»Uwe gevaarlijkste vijanden schuilen nu niet in den Haag, geloof mij; zij zijn veel dichter in de buurt, en als gij hen niet bijtijds ontgaat, dan loopt gij gevaar dat zij u zoeken,"

»Mevrouwe spreekt toch niet van Leycester?"

»Juist van dezen, ik wenschte u uit Zeeland eer de Graaf daar zal gekomen zijn."

»Waartoe? Wij zijn nu juist wel geene vrienden, maar…