Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/530

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

opziener verjaagd," en de Villiers keerde het hoofd om, onderstellende den vervolger te zullen zien, doch deze daagde niet op, en, al had hij zich vertoond, de edelman zou hem niet aangemoedigd hebben om op die prooi los te schieten. Zelf geen liefhebber van de jacht, stond hij niet al te strak op zijne privilegiën, waar het zijn bosschen gold. Op de jachtdelicten waren strenge lichamelijke straffen gesteld, die de Heer der heerlijkheid vrijheid had naar eigen wil en wijze te laten toepassen, en de Villiers was van gevoelen dat een haas of een konijn, onder den vrijen hemel, al ware ’t in eens anders bosch, of op eens anders duingrond bemachtigd, een zoo groot misdrijf niet was om er een mensch om te geeselen of te verminken. Zijn jachtopziener dacht er wel anders over, en had het Teunis doen voelen, als hij dezen op heeterdaad betrapte, maar daar de meester zelf niet gedoogde dat men de uiterste rigueur gebruikte, kwam Teunis er telkens met een Jan van Leyen af, en waagde zich welhaast opnieuw om op Westhoven’s grondgebied zijn onwettig handwerk uit te oefenen. Teunis, de strooper van Westkapel, was in den geheelen omtrek bekend, ik moest zeggen berucht als een persoon die meer dan eene snaar op zijn speeltuig had, en dien men tot erger in staat achtte dan wilddieverij, — zijn mes was het eerst uit de schede als er op de Domburgsche of Westkapelsche kermis vechtpartijen plaatsvonden, — en de jonge landlieden achtten hem niet te goed om bij het ringrijden de een of andere streek uit te voeren tegen man of paard, die den triomf op het tipje in eene nederlaag verkeerde. Als er te Domburg over verduistering van strandgoederen werd geklaagd, stond het bij ieder dorper vast, dat Teunis tot de medeplichtigen behoorde; en was te Westkapel een diefstal gepleegd, viel op den strooper het eerst de verdenking — bewijzen of geen bewijzen. Ook had hij herhaaldelijk kennis gemaakt met de handlangers der justitie, stond bij schout en baljuw met eene zwarte kool aangeteekend, en dit alles te zamen had hem zeker niet tot bijzondere liefde voor den naaste gestemd, of tot hooge waardeering van de menschelijke gerechtigheid.

De uitzondering, welke de Heer van Westhoven op dit punt maakte, die oogluikend zijne bosschen door hem plunderen liet, had hem althans tot dankbaarheid jegens dezen moeten stemmen. Maar er zijn verstokten, die zelfs geen besef hebben van deze