Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/536

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ditmaal was de beurt aan den Engelschman om te glimlachen over de onergdenkendheid van de Villiers.

»Wat zal ik u zeggen, mijnheer? Het strenge bevel, om u des noodig met geweld van wapenen te vatten en gevankelijk naar Vlissingen te voeren, de verplichting mij opgelegd om u in boeien te slaan, als gij niet goed vondt u zonder verzet te laten wegvoeren…bewijst dit niet maar al te zeer, dat men zware verdenking tegen u heeft, en dat er redenen bestaan die zulke vervolging wettigen?"

»Hm! ik houd voor zeker dat men moeite zou hebben om die aan te wijzen. Ik ben mij geenerlei schuld of misdrijfbewust, dat ik tegen mylord Russell of iemand der zijnen zou gepleegd hebben, zelfs niet naar intentie.

»Nu Vlissingen eenmaal eene pandstad is der Koningin, en lord William Russell daar haar gouverneur, ben ik het niet die verzet of opstand tegen dat gezag zou kunnen prediken, of ik zou geheel buiten mijn karakter treden, en de leer verloochenen, die ik altijd heb verkondigd, dat men de gestelde machten eerbiedigen moet, tenzij ze tirannie en willekeur oefenen en de perken van hunne macht overschrijden, en zoover ik weet, is mylord Russell niet in dit geval. — Het is zoo," hervatte hij op een toon of hem plotseling iets inviel, »Ik zou nu zulk eene aanklacht tegen hem kunnen inbrengen, als het ten minste tusschen u en mij niet tot eene minzame schikking ware gekomen, en gij, zooals gij dreigdet, geweld had gebruikt om mij naar Vlissingen te voeren. Ziet gij, dear Sir Henry, dat zou waarlijk eene gewelddaad zijn geweest, eene schennis van de bestaande wetten en privilegiën in Zeeland; eene oplichting op den publieken weg zonder wettig bevelschrift; zonder akte van apprehensie, alleen door schout of baljuw van Walcheren te verleenen; gepleegd tegen een edelman, een Zeeuwsch grondeigenaar, zonder eenig bewijs van schuld of misdrijf en dat alleen op mondeling bevel van den gouverneur van Vlissingen, tusschen Middelburg en Westhoven, dus geheel buiten de jurisdictie van de Engelsche pandstad! Geloof mij, mijnheer, bij zulk eene zaak, voor een Zeeuwsch gerechtshof gebracht, zou uw gouverneur weinig eer inleggen, en zelfs, zooals het in zulke gevallen meestal gaat, zou de arm der gerechtigheid zwaar neerkomen op de werktuigen en handlangers der ongerechte daad, daar meestal de voorname hoofdschuldige vrijkomt!"