Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/75

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

macht te voorkomen. En gij hebt daarin gelijk, mijnheer Alartsz, dat wat gij eene fout noemt, meene ik van nu aan tot regel te stellen, namelijk: Floris wat meer aan zich zelven over te laten, en wat meer uitspanning toe te staan…" Zwaerdecroon maakte eene beweging van afkeuring, de Burgemeester werd rood van ergernis.

»Hoe, mijne heeren!" vervolgde de la Rivière, »het naaste jaar kan onzen kweekeling zetten op een Gravenzetel, als oppermachtig en gebiedend Heer, en zullen wij dan door verdrukking en dwang oorzaak worden dat hij met een al te heftig verlangen zou uitzien naar het oogenblik zijner vrijheid en onafhankelijkheid, en dat hij door ontbering van de genietingen des levens verleid worde, die later met al te gulle, gretige en onvoorzichtige teugen in te drinken… De vreugde des levens in matigheid en voorzichtigheid te genieten, is ook eene kunst! ik versta dat onze jeugdige Heer daarin van nu aan zal geoefend worden…"

»Singuliere principes voor een opvoeder," riep de Burgemeester schamper, »maar wel niet al te vreemd in den mond van een, die de praktijk daaraf aan het Hof te Kinszweiler onder de oogen heeft gehad. Voorwaar, men hoort uit deze tale, men proeft uit deze toegeeflijkheid voor het kwade, den gunsteling en den uitverkoren leidsman der Hoog-geboren moeder, die zelve door uitsporige zucht tot vrijheid, haar Heer gemaal het leven zoo zwaar heeft gemaakt…"

»Mijnheer de Burgemeester," viel nu de Fransche edelman int zonder drift, maar met ernst en waardigheid, »dat gij met mij in gevoelen verschilt op belangrijke poincten, is me tot mijn leedwezen meer dan eens gebleken; dat gij bij verschil van gevoelen, gewoon zijt bitterheden te zeggen, is me door menige smartelijke ervaring bekend geworden; doch ik heb mij zelven voorgeschreven dergelijke uitingen van drift te nemen voor ’t geen zij zijn, en bijgevolg niet op te vatten, tenzij gij de onvoorzichtigheid hadt mij te beleedigen ten overstaan van mijn leerling… en… in zekere uiterste gevallen daarmee de eere gemoeid is. Ik voel mij dus verplicht u te waarschuwen, dat eene herhaling van gezegden als die van zooeven, zulk een uiterste geval zoude daarstellen, en tevens u te herinneren dat ik edelman ben, en gewoonte placht te hebben mijne eer niet slechts met woorden, maar ook met daden te handhouden…"