Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/141

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Honthorst, die wist wat er van dat alles zijn kon, had moeite zijn verdriet en ongeduld over die aardigheden te verbergen en besloot niet verder te vragen, toen een bejaarde kamerdienaar zich herinnerde dat hij den jonkman gezien had op het binnenplein met den Kolonel Douchant en dat deze daarop met hem het paleis was binnengegaan.

— Wanneer omtrent kan dat geweest zijn? vroeg de schilder.

— Terstond nadat de Kolonel gehoor gehad heeft bij de Koningin.

— Ja, dan begrijp ik dat er voor mij niets meer te doen is , dan te wachten, en te zien hoe dit afloopt, sprak Honthorst bij zich zelven, en om ten minste zijn wachten zoo min nutteloos te maken als het zijn kon, ging hij zijne gewone plaats innemen in de galerij der schilderijen, waar hij als in het midden was van de gebeurtenissen, ter eener zijde het paviljoen der Koningin en hare vertrekken, ter andere de rijen kamers van de hofjufferen en dan eindelijk de beide slagdeuren, die uitgang en ingang leenden aan ieder die uit de vertrekken kwam , of van het andere paviljoen zich derwaarts wendde; de schilder zette zich daar op zijn gemak, nam zijn potlood en zijn schetsboek, dat hij op een der marmeren hoektafels neerleide en begon de losse omtrekken te stellen van een paar voorwerpen, die hem onder de wandeling het oog en de verbeelding getroffen hadden.

Hij was echter niet zoo verdiept in dit werk, of hij hield, als hij Diedrik gepredikt had, een waakzaam oog en oor, en zoo begreep hij al spoedig uit eenig gerucht in de groote ontvangzaal, dat het hooge gezelschap uiteenging.

— En zij zullen wellicht dezen weg nemen, meende hij, en als de Prinses mij ziet, zal zij niet nalaten mij toe te spreken en als vanzelf dwingt dit de Koningin, zich met mij te onderhouden, en dan zal ik zien of het mij niet gelukt, haar een paar woorden te ontlokken, die mij ruste geven; mogelijk ook zie ik Mejonkvrouw d’Arcy, en kan haar waarschuwen. — Maar nog terwijl hij zijne kansen berekende, werden de groote slagdeuren door gedienstige lakeien haastig opengesloten, en al de personen, die tot het geleide of gezelschap der drie vorstinnen behoorden, kwamen vroolijk en joelend, als vogels eene lastige