Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/142

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kooi ontsnapt, de galerij binnenstormen; maar tot de groote teleurstelling van den schilder, waren de beide Koninginnen, met de Prinses van Oranje teruggebleven, en Mejonkvrouw d’Arcy was nu moeielijk aan te spreken, want zij leunde op den arm van den Landgraaf van Hessen.

— En op mijne trouwe daar komt de Fransche Adonis ook weêr en nu openlijk met de Prinses Louise van Bohemen aan den arm, niet anders dan oft hij een prinselijk Heer ware, en dat in ’t aanzicht van Demoiselle d’Arcy, aan wie hij dezen ochtend het hof maakte. Toch scheen Honthorst eene goede kans te hebben, de Landgraaf sprak hem aan:

— Mijn goede Mr. Honthorst! riep hij vrooJijk, niet gelukkiger luiden dan konstenaars, noch die meer geërd worden! al de wereld wenscht naar hen, of mist hen bij afwezen. Zooeven hebben twee groote vorstinnen nog van u gesproken.

— Twee groote vorstinnen… de Koninginne-moeder?

— En de Prinses!

— En ze hebben naar mij gevraagd! riep Honthorst verheugd.

— De Prinses vroeg naar u, maar de Koningin dacht u afwezig.

— Uwe Genade ziet het tegendeel, ik ga mij haastelijk aanmelden en ten dienst stellen dier groote prinsessen.

— Dat zou haar op dit oogenblik slecht conveniëren en kan ik het u als vriend ontraden, sprak de Landgraaf zachter, want ze zijn in belangrijk onderhoud en hebben daarom ’t gevolg afscheid gegeven en ons de vrijheid, daaraf wij gebruik zullen maken.

Honthorst wendde verdrietig het hoofd.

— Maar daar gij uwe diensten nu niet bieden kunt aan de vorstelijke vrouwen, moet gij mij aanhooren en eene belofte doen, waaraf ik u dezen morgen reeds met een woord repte.

— Ik herinner mij niet wel, Uwe Genade!

— Zoo gij deze Koningin der schoonheid bewegen kost haar conterfeitsel te laten penseelen door uwe meesterhand?

— Ten gevalle van?… vroeg Honthorst.

— Gij begrijpt toch wel, dat ik voor een ander dan mij zelven zulk eene bede niet zou overbrengen!