Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/152

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dat het tusschen ons nog de vraag zou wezen wie de sterkere is, en ik verklaar u dat ik van u niets heb te leeren, veelmin iets door u afgeleerd wil worden.

De l’Espine gloeide van toorn; maar, daar hij uit zulk eene vaste vrijmoedigheid begreep, dat die man zich sterk moest voelen door eenige hooge bescherming, om zoovermetel een antwoord te geven aan een edelman, vroeg hij:

— Aan wien behoort gij, mijn vriend?

— Dat is een vreemde vraag, mijn vriend! aan mij zelven.

— Ik zou met wijlen Koning Hendrik IV kunnen antwoorden: Gij hebt een onbeschoften meester; maar ik vraag u liever, welke functiën hebt gij in dit paleis, of tot wiens gevolg behoort gij? Men is niet gewoon luiden van uw stand in de woningen der Prinsen te ontmoeten, mits zij er geroepen zijn tot eenige diensten, of gekomen in ’t gevolg van hunne meesters.

— En zoo ik nu niet goedvind u daarop te antwoorden?

— Dan zult gij moeten goedvinden, dat ik u met het platte van mijn degen van hier drijf.

— Het is waar! ik heb den mijnen niet! hernam Diedrik, koel naar de linkerzijde heenziende, alsof hij dien daar zocht. Deze beweging, de kalme en stoute houding van den jonkman, en iets in zijn voorkomen, dat tegen de geringheid zijner kleeding streed, brachten den Ridder de overtuiging, dat hij werkelijk te doen had met iemand, die zijns gelijke, wellicht zijn meerdere was; ook hernam hij zachter en zelfs beleefd:

— Het kan zijn, Mijnheer! dat gij edelman zijt, maar dan begrijp ik mij nog minder uw gebrek aan courtoisie voor eene dame… als… deze… Gij ziet dat uwe tegenwoordigheid haar hinderlijk is, en… gij blijft!

— Maar, Mijnheer! dat is mij door niets bewezen wat gij daar zegt; zoo Mejonkvrouwe de volstrekte eenzaamheid verkoos, had niets haar verhinderd verder te gaan.

De l’Espine beet zich de lippen van ergernis.

— Gij biedt haar niet eens uwe zitplaats!

— Die te deelen, Mijnheer! waar denkt gij aan, eene onbescheidenheid!

— Een cavalier kan zich staande houden, riep de l’Espine met flikkerende oogen, want zijne ergernis steeg met iedere minuut.