Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/165

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Maar Diedrik, hoe weinig hij ook wist van hofétiquette, had toch genoeg gevoel van bescheidenheid om de Koningin niet aan te spreken, al deed hij ook al het mogelijke en meer dan het strikt welvoegelijke om zich in het licht te stellen, en door haar aangesproken te worden.

Dan de onbescheidenheid werd hem gespaard op eene andere wijze, die ongelukkig geheel in zijn nadeel was. Prins Robert, die reeds eens voor enfant terrible had gespeeld, toen het zijne zuster gold, wist niet van meerder terughouding tegenover de Koningin, en vrij wild op Maria toegaande, zeide hij:

— Mevrouw! wees toch zoo goed ons te zeggen, of die Heer een Heer is of niet? hij zegt, dat hij recht heeft hier te wachten, heeft intusschen de Prinses Louise grof behandeld, met Mijnheer de l’Espine gevochten, tot deze bijkans door den leeuw werd verslonden, en staat nu daar, of er niets gebeurd is, en of hij zoo goed recht heeft als een ander, om hier onder ons te zijn!

Onder allen, die de knaap door brutale en naïve opsomming der feiten in een moeielijken toestand bracht, was de Koningin die, welke hij den meesten schrik aanjoeg, en die de minste kans had zich er goed uit te redden.

Zij had Diedrik niet willen toespreken, zij had hem niet willen zien, ze had, hem ziende, liefst de volslagendste onbekendheid met zijn persoon voorgewend, zonder hem echter terug te wijzen, en nu was het aan haar, juist aan haar en wel ten overstaan van allen, voor wie zij de diepste geheimhouding noodig achtte, dat zij rekenschap geven moest van zijn persoon en van zijn dáár zijn.

Eene andere vrouw zou hier wellicht zich door eene zachte list hebben gered: Maria de Medicis was voor afdoende hulpmiddelen, en zij was dapper, als wij reeds gezien hebben, zij wilde zich redden door eene vermetelheid.

— Van wien spreekt gij, mijn jonge Prins? vroeg zij, in ’t rond ziende en de oogen half sluitende, als kon zij op die wijze alleen het begeerde voorwerp onder het gezichtspunt brengen.

— Van dezen man! van dezen hier, Mevrouw! riep Robert en zou Diedrik bij den arm genomen hebben, zoo hij dien had kunnen bereiken; maar de jonge man, die zich geen kwaad be-