Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/166

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wust was, trad met vrijmoedigheid vooruit, tot dicht bij de Koningin, en zag haar zelfs met eenige vastheid in de oogen, toen hij sprak:

— De jonge Prins behoeft zich geenszins moeite te geven om mij uit te duiden; niemand heeft meer haast en meer behoete dan ik, om door Uwe Majesteit herkend en gerechtvaardigd te worden.

— Het is.… maar… mijn goede jonge man! ik kenne u niet! antwoordde Maria, die hoop had, dat hij, uit volkomen volgzaamheid aan haar wil, zich ook deze verloochening getroosten zou; ik weet dus niet welke rechtvaardiging gij van mij begeert; alleen, zoo gij u op mij beroept, in hope dat ik u verontschuldigen zal en beschermen, waar gij onwillens tegen de vormen of de gebruiken van het hof hebt gezondig, zoo wees gerust, gij zult niet tevergeefs op mijne tusschenkomst gerekend hebben.

Als men zich herinnert, welke mengeling van indrukken en gewaarwordingen Diedrik van Maria had ontvangen, hoe zijne burgerlijke fierheid zich alleen had gebogen voor de lijdende vrouw; welk eene som van geduld hij reeds voor haar had geoefend, en aan welke miskenning en vernedering hij zich om harentwil had onderworpen, dan begrijpen wij, dat de mate zijner verontwaardiging nu óvervuld was, en dat de gloed van toorn hem op het voorhoofd steeg en uit de oogen flikkerde. Hoe brandde het hem op de lippen om tot haar te zeggen: Ik ben de zoon van Geurt Adriaansz, een der fierste en onafhankelijkste mannen van deze Republiek, een van hen, die uw prinselijke gastheer zijne Meesters noemt; maar nog voelde zich de arme jonge man niet vrij genoeg van harte of liever van verbeelding, om dus plotseling met eene uitbarsting den toovercirkel te verbreken, waarin hij rondspartelde, en nog, nòg hoopte hij, dat alleen voorbijgaande verstrooiing de Koningin dus had verbijsterd, zoodat hij zich bedwong en slechts met eenige bitterheid antwoordde:

— Wil u doch herinneren. groote Koningin! dat gij eene wijle aandacht hebt gegeven aan mijn persoon, al is mijn eenvoudige naam u dan ontgaan; die naam is Diedrik, dezelfde Diedrik, die zich met Meester Honthorst te ochtend samen-