Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/167

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vond in ’t kabinet, waar uwe beeltenis geconterfeit wordt… , en wien gij u verwaardigd hebt een dienst te vragen!

— Ik herinner mij inderdaad, dat Meester Honthorst iemand met zich had, en het kan wezen, dat gij die persoon zijt geweest; het kan ook zijn, dat ik toen in uw bijzijn in ’t algemeen een bevel heb gegeven, dat uw ijver als aan u gericht heeft opgevangen: ijver dien ik prijzen wil, maar die u toch gansch geen recht gaf tot onbezonnenheden!

— Onbezonnenheden! was mijn ernstig volharden om hier op Uwe Majesteit te wachten eene onbezonnenheid? zoo was het er geene van mij, en de Kolonel Douchant, die mij van uwentwege is komen spreken, heeft zich dan wel zonderling in zijn last vergist, sprak Diedrik, en wilde meer zeggen; maar de stem stokte hem in de keel van ergernis, en hij moest zwijgen. De Kolonel Douchant kon niet aanwezig zijn; Maria wist het en zij zeide dus luid en vast:

— De Kolonel Douchant heeft zich zeker grootelijks vergist, indien hij u of iemand anders het recht heeft gegeven, zulken toon aan te nemen tegen eene Koningin.

De Prinses van Oranje begreep, dat dit tooneel niet langer kon duren en dat vooral, zoo Maria ongelijk had, iets dat zij begon te doorzien, het te meer zaak werd, haar voor verdere ophelderingen te behoeden; daarom zeide zij tot Maria: Maar mij dunkt, Mevrouw! wij hebben onzen goeden vriend Meester Gerard Honthorst hier, en beter dan iemand is hij in staat zich met dezen jonkman te verstaan, en mocht daar schuld zijn aan diens zijde, daarvan Uwe Majesteit later rekenschap te doen; en zonder ’t antwoord af te wachten, zag zij om en wenkte Honthorst, die zoowel als de anderen alles had gehoord, maar beter begrepen: hoewel de minst goedwilligen voor Diedrik zich overtuigd hielden, dat er een geheim was tusschen de Koningin en dezen jonkman, dat zij niet goedvond nu te openbaren.

Honthorst dan kwam schielijk toe op den wenk der Prinses, die hem zeide:

— Meester Honthorst! eilieve! die jonkman is ietwat verward, en vrij al te stout in zijne antwoorden aan de Koningin; er is gezegd dat hij u toebehoort, wees zoo goed hem weg te voe-