Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/393

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kon dus altijd zich daarheen wenden, waar hij zich goedgekeurd wist, waar hij van instemming zeker was, en hij had eene maand tijds voor zich, eer hij die rekenschap behoefde te geven. Maar boven alles stond hij aan het hoofd van dat bespiedingstelsel, waardoor Venetië toen reeds werd geregeerd en gefolterd; en dat drukte van den laagsten patriciër af tot op den Doge, op geheel zijn raad, de Drie mannen ingesloten. Hij was er het hoofd van en de leider, hetgeen hem intusschen van wederkeerige toepassing van het stelsel niet uitsloot.

Een zulke was de man, die daar naast hen stond, en die zulke gelieven op zulk een oogenblik overviel. Maar hoe was hij daar? Hoe genaderd zonderdat hij gehoord was, en, voor hen staande, zonder eerst gezien te zijn? Kwam hij uit den tuin van den Doge, die samenliep met dien van ’t paleis door Felicia bewoond? Waren er boomen, uitgehold ter bespieding, of boschjes lachend van gebloemte en frissche heesters, alleen daargesteld om de adder van den achterdocht schuilplaats te geven? of muren, plotseling zich vaneenscheurende op den druk van een bekende veer? of afgronden, gapende over onpeilbare diepten, om eerst een doortocht te geven en dan weer zich te dekken met zacht mos? Ik zou het u niet kunnen zeggen, maar ik weet wel, dat het bestaan van zoodanige valstrikken voor argeloozen onvermijdbaar was, bij het samenstel eener regeering als die van Venetië die zeker in hare jaarboeken er de gevolgen van, zoo niet de middelen waardoor, heeft aan te wijzen.

Hoe hij daar kwam! Geen mensch had het hem durven vragen en allerminst geen van de beide jongelieden, op wie hij zulke strenge en ernstige blikken richtte, terwijl hij hen toesprak. De signora Felicia althans, dacht aan niets dan zich aan zijne voeten te werpen, terwijl zij uitriep: — Genade! barmhartigheid! monsignor! Reken hem niet toe woorden in zinsverbijstering geuit! Hij is onschuldig. Ik zeg u; Monsignor, dat hij onschuldig is!

— Signora! gij zelve spreekt woorden, waarvan gij den zin niet kent of niet berekent. De republiek heeft maar een zelfde woord voor alle hare zonen, en dat heet recht — niet genade. Waar, schuld is mag zij niet verschoonen, en niemand in haar naam. En wat noemt gij dien edelman onschuldig! Wie zijt gij,