Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/394

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zestienjarige jonkvrouw, om te weten wat Venetië’s oudsten en wijzen als schuld toerekenen of onschuldig houden?… En gij, waarom dacht gij dezen meer onschuldig dan de andere nobili, die voor mindere overtreding hebben geboet?

— O! maar ik wil zelve door een gansch leven van boete, door opoffering van mij zelve en al wat het mijne is, zijne schuld afkoopen als het zijn moet. Het is wel mogelijk, monsignor, dat ik spreek wat ik niet moest zeggen; maar ik zie slechts dit ééne — zijn gevaar, en ik wil niets dan dit — zijne redding. In mijne oogen heeft hij geene schuld; want zijne woorden hebben mij niet beleedigd. De zekerheid van zijne liefde te hebben was mij goed, omdat ik hem liefhad sinds mijne kindsheid, waarvan hij de speelgenoot was, en sinds mijn hart ontwaakte voor het gevoel, was het zijner herinnering gewijd. Juist om zijn gedenken ging ik koel door het leven, en liet zonder vreugd, als zonder smart, anderen beschikken over mijne hand, zeker dat het mij nooit gegund zoude zijn die in de zijne te leggen. Hemel! hoe ik gebeefd heb, toen hij voor mij kwam; hoe ik gesidderd heb bij dit onderhoud; hoe ik gehoopt had hem af te schrikken door een masker van koelheid, dat zulk eene zieleangst dekte!

— Zwijg, signora! voeg geen woord meer daarnevens, en sta op, viel de avogador in met onbewegelijk gelaat; het voegt geene edele Venetiane, veelmin de dochter der republiek, zich dus te verootmoedigen en zulke gevoelens te uiten in zulk een belang, en gij, signor Manfrede Malipieri, hoor mij aan. Manfrede was ook door ontzetting getroffen bij het plotseling optreden van den avogador, maar zijn schrik was voorbijgegaan onder de betoovering van Felicia’s stem, en het bewijs harer liefde, dat zij hem gaf in zulke betuigingen, in zulke smeekingen. Bewegingloos stond hij tegen een boom geleund; in bedwelming toeluisterend, en als overmeesterd door de zaligs te gewaarwordingen, zonder eigenlijk geheele bewustheid te hebben van hetgeen zij deed, of zelf geheel den zin te vatten van de zoete woorden, die zijn gehoor troffen; maar het »hoor mij” van den avogador, bracht hem op eens weer tot zich zelven terug en tot de ontzetting van deze verschijning.

De avogador Pietro Zani was gaan zitten nevens Felicia, die