Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/409

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

tot de allergevaarlijkste bekentenis verleid; nu sprak zij echter:

— Wees zeker, Monsignor, uwe Dogaresse zal hare plichten kennen en vervullen.

— Daarop verlaat ik mij, signora; en nu, vergun mij u weder naar het gezelschap terug te voeren, waarvan ik u wellicht te lang heb gescheiden, hernam hij hoffelijk maar koud, innerlijk teleurgesteld door een onderhoud, dat hem zoo weinig gegeven had, wat hij er zich van had beloofd. Hij voerde haar langs denzelfden weg op de buitengalerij terug; zij vertoonden zich nog even samen aan het volk, in het volle licht dat de uitwendige verlichting van ’t paleis op hen wierp, en hoorden, zeker met gansch verschillende gevoelens, de toejuichingen der menigte; daarop voerde Nicolaas Trono zijne bruid in de groote danszaal terug, waar nu zeker hun afzijn reeds was opgemerkt. Dicht bij den hertogelijken zetel stond Pietro Zani, in peinzende houding, en als hen wachtende. In ’t voorbijgaan sprak de Doge hem aan, en fluisterde hem in: — Signor avogador, vergeet niet morgen door mijn kabinet te komen, eer gij u naar de signoria begeeft; ik heb u niet vergeten in de vreugde van mijn feest.

— Noch ik Uwe Doorluchtigheid, hernam Zani, die wellicht de woorden van den Doge ironisch opnam. Daarop zag zich Nicolaas Trono omringen van twee of drie bejaarde senatoren, die de zwarte toga’s van den Raad van Tienen droegen en in een onderhoud gewikkeld, dat zeker gansch zijne aandacht vroeg; althans hij zag zijne bruid eene wijle in gesprek met den avogador, hij zag deze haar den arm bieden en een toer door de zaal doen, zonderdat hij zich daarvan liet afleiden; alleer, volgde hij haar eene wijle met de oogen; maar in de onmetelijke zaal onder honderden van menschen, was zij welhaast buiten het bereik van zijn blik. Felicia zelve begreep niet waarom de avogador op dit oogenblik openlijk die houding aannam van eene vertrouwelijkheid, die naar haar gevoelen zoo licht argwaan kon geven, hoewel het waar was, dat hij, als een harer voogden, zich geen al te vreemd recht aanmatigde; maar hare verwondering vermeerderde en steeg bijna tot schrik, toen ook hij evenals de Doge, haar buiten de zaal voerde, alleen door eene der deuren eener gansch tegenovergestelde zijde en niet naar een zuilengang, maar de voorvertrekken door en tot eene kleine antichambre, die uitkwam