Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/408

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Ik bidde u, Monsignor, geef mij geene nieuwe bewijzen van uwe edelmoedigheid — geen andere dan… dat gij mij vergeeft en beklaagt, indien ik… ongelukkig juist op die wijze moest vergelden, die u het meest ondankbaar toeschijnen zal. Dit weerbarstig verwerpen van eene goedheid, die slechts haar loon vroeg in de meest verwijderde toekomst en die geen doel stelde dan wat haar hart zoude aanwijzen; dat opzettelijk volharden bij eene ontkenning van alle beantwoording een er liefde, die zoo gansch zonder aanmatiging was, en vooral de wijze, waarop zij die ontkenningen uitsprak, onder sidderen, scheen werkelijk van bijgedachten te getuigen, die Nicolaas Trono begreep en die hem diep krenkten, schoon hij de verdenking opvatte met de fiere edelmoedigheid van den Vorst en met de edele verschooning van een zelfstandig man.

— Ik versta u, signora, hernam hij; onze leeftijd verschilt te veel dan dat wij bij eene eerste gedachtenwisseling terstond overeen zouden stemmen. Bij de vurige begeerte om van u gekend en begrepen te worden, heb ik mij te zeer gehaast en wellicht te sterk op datgene aangedrongen, wat alleen tijd en geduld mij zullen kunnen brengen. Vergeef mij, signora; dit eerste misverstand is mijne schuld! Ik zal u daarom zeggen, dat ik op niets reken dan op uwe trouw!

— Mijn vorst! mijn heer! gij zijt groot en goedig boven velen, boven alles wat ik verdien; en toch en toch — juist is trouween groot woord en heeft eene uitgestrekte beteekenis —…

— Zoo uitgestrekt kan de beteekenis daarvan niet zijn, signora, of Felicia Manolessa zal die houden, in gedenken van hare afkomst, van den rang, dien zij heeft in de republiek, en van dien, welken ik haar schenk… toen, hare hand nemende meer met den ernst van een rechter, die tot een eed opvordert, dan met de teederheid van een bruidegom, die haar afsmeekt, sprak hij: — en verder moogt gij gewaarschuwd zijn, dat de Doge van Venetië hoe ook bekort in macht, waar het zijne vroegere vorstenrechten geldt, toch nog een voorrecht deelt met iederen man en edelman in de republiek; dat hij de meester is van de vrouw, aan wier trouw hij zijne eer heeft toevertrouwd…

Het was voor Felicia een geluk dat de toon van Nicolaas Trono strenger en vaster was geworden; zijne teerheid had haar bijna