Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/422

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

door een ruim gebruik van Falerner wijn, dan weder door veel ijs en sorbets tot zich te nemen, als om den inwendigen koortsgloed, die hem verteerde, te verkoelen. Hij was allerprachtigst gekleed, maar met een zeker vertoon, dat vreemd was in dezen hoogen kring. Veel ringen, meer dan één gouden keten om den hals, dolk en degen met kostbare steenen rijk bezet, en toch haar en baard ordeloos, als ware het uiterlijk hem gansch onverschillig.

— Hoe gelukkig zijn toch de zonen onzer republiek, dat zij leven onder de regeering van een Doge die trouwt, riep hij; op die wijze gedenkt de Raad nog eens weêr de arme ballingen! — en zoo ik ooit mijne zuster liefhad, het is nu, — waar zij door hare schoonheid mijne terugroeping bewerkt. Haar welzijn, de voorspoedige regeering van dit bruidspaar. Ljeve de Dogaresse Felicia! Gij zwijgt, signori?

— Gij spreekt te veel, signor! Gij verraad t u zelven en ons; morgen zal Zijne Doorluchtigheid ons dit ten kwade houden.

— Zijne Doorluchtigheid of… anderen; ik begrijp wat gij bedoelt; maar mij schijnt het toe, dat, met het huwelijk mijner zuster, alle gevaar voor mij geweken is.

— Het is dan toch deze! sprak Manfrede in zich zelven. Hemel! hoe weinig gelijkt hij haar, of zelfs hem, mijn goeden getrouwen vriend! Ongeluk, verstrooiingen en uitspattingen der jeugd hebben hem wel ver heengebracht. Dit is dan mijn offer, het offer voor Felicia! Nu heb ik toch meer moed tegenover hem, dan zoo hij mij hare trekken had teruggegeven. Toen ging hij recht aan op den jongen man, zag eene wijle met droevigen ernst op hem en zeide toen: Is het tot Vital Manolessa dat ik spreke, signor?

— Een ander in mijne plaats zoude niet zoo oprecht ja! antwoorden, hernam de aangesprokene; maar ik ben aan gevaren gewoon; en in zoolang noemde ik dien naam niet te Venetië dat ik dien nu niet langer wil verloochenen. Hij klinkt er ook veel te goed voor!.…

— Dan, Monsignor, zoo gij werkelijk de broeder zijt der signora Felicia, moet ik u zeggen dat gij niet voorzichtig handelt met dus onbedacht haar naam te mengen in uwe gesprekken.