Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/110

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

stelden van monnikenfabels en bijgeloof: bij wijlen eene schemering van Erasmisme, van Lutheranisme nog geen zweem. Slechts een enkele, Willem de Volder, een jongeling, door den naam van Peschius naar Utrecht gelokt, had meer bepaald juiste en heldere inzichten van het wezen der Christelijke leere, zoozeer in tegenspraak met de vormen, waaronder men haar te dier dage voorstelde; en het was aan dezen in het bijzonder, dat Ottelijne zich aansloot: en zeker ware zij met hem voortgegaan, en trapsgewijze en zonder plotselingen overgang gekomen tot de leer van vrijmoedig onderzoek, die Luther toenmaals begon te prediken, zoo niet toevallige omstandigheden, zijne verwijdering, hare kennismaking met Aernoud, de dood van Heer Herbert, haar aan beschouwingen, aan wetenschappen, aan Godsdienstige overpeinzingen hadden ontrukt, om haar voort te sleuren in al de beslommeringen der werkelijkheid en van den hartstocht. O! een hart, dat zich voor het eerst opent voor de liefde, geeft er zich aan over met een vuur, met eene drift, met eene kracht, die alles wegstoot en uitsluit, wat niet die liefde aangaat. Maar toch was ze voorbereid gebleven; er was niets bij haar verloren gegaan, schoon er veel had gerust, en nu, verzekerd van den geliefde, wilde zij ten minste partij trekken van het toeval, dat den Hervormingsman in haar huis bracht; alleen, dát moest buiten Aernoud omgaan. Zij kende zijne strikte vasthoudendheid aan al de voorschriften der Kerk; zij wist, hoezeer hij een ijverig verdediger was van hare rechten en waardigheid, en zij wilde hem veel liever onbewust laten van haar voornemen, dan zich door zijne afkeuring genoodzaakt zien, er van af te staan. Hoe licht kon het aanleiding geven tot eenen kleinen twist, en een bitter woord van hem was haar zoo heel bitter! en de verzoening kon wel eens zwaarder vallen dan nu het verbergen. Het had haar reeds zooveel moeite gekost, dit fier en onmeegevend hart tot zich te neigen; ze moest zich zelve en haren beschermeling niet wagen aan deze proef — en eene lievelingsluim opgeven… doet eene vrouw dat? Het was veel beter te veinzen. Ottelijne deed het. Men veroordeele haar niet te zeer! Zij deed het uit liefde en uit zwakheid, zooals meest altijd de vrouw veinst. Men