Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/137

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

afgelegd, zoo waarachtig is Ottelijne van Lauernesse de medegenoot der Lutheranen!”

»Genoeg,” riep Aernoud, geweldig bevende en verbleekende als een die sterft, »kom met mij!” en daarbij sleurde hij den Pater met zich voort, in zijn huis. Een lang gesprek volgde, indien men gesprek kan noemen akelig wanhopende uitroepingen ter eenere zijde en lange alleenspraken ter andere.

En eindelijk hoorde zich Berthold, des Hopmans eigen bediende, binnen roepen.

En toen hij het vertrek intrad, vond hij zijnen meester neêrzitten in den armstoel als een wezenlooze, en het was alsof kramptrekkingen die forsche gestalte deden schudden, en die gelaatsspieren akelig verwrongen, en een brief en een sluier lagen verscheurd nevens hem, en Berthold trad bleek van schrik achteruit, en wreef zich de oogen als wilde hij ze verhelderen, en riep toen onwillekeurig en in ontzetting: »mijn God! HIJ schreit!” En de monnik had zich dicht in een en hoek gedrongen, en stond die geweldige gemoedsaandoening aan te staren met zooveel angst, als wachtte hij zelf een vonnis van die trillende lippen.

»Mijn paard!…” was Aernoud’s kort bevel aan zijnen knecht. En toen deze, ijlings gehoorzamende, het dier gezadeld had voorgebracht, schoot Aernoud, zonder een woord te spreken, of zich om den bevenden Pater te bekommeren, dezen voorbij, en steeg te paard en rende weg, zelfs zonder den vaandrig, die hem opwachtte en die hem vragend aanzag, eene opheldering gegeven te hebben.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Een zacht avondrood wierp den terugschijn van zijn vluchtig purper door de ronde gekleurde glasschijven in het gewone huisvertrek der Jonkvrouw van Lauernesse.

Zij zelve zat dicht bij een der hooge boogvensters. Haar stoel en de tafel, die zij gebruikte, geplaatst op eene kleine estrade, ruim een half voet boven den vloer van het vertrek, lieten haar toe, zonder op te staan, somwijlen eenen blik te werpen