Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/142

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vroom Christen en een gehoorzaam dienaar der Kerk, niet kunnende door zijn vermanen en voorbeeld u aftrekken van deze dolingen, de plaats heeft moeten ruimen, schuwende uw dak? Zeg. Ottelijne! is dat ook waar?”

En zij antwoordde weder: »Ja, Aernoud! dat is ook waar!” daar dit het éénige was, wat zij uitspreken konde; want de zonderlinge kalmte, waartoe hij zich dwong, te midden van zijnen ziedenden hartstocht, de smartelijke nadruk, dien hij legde in ieder woord, de opzettelijke langzaamheid, waarmede hij zijn haastige drift pijnde de volzinnen uit te spreken, waren haar als de aanwijzing van een bepaald besluit.

En zij wist, wat dat was! een besluit van haren Aernoud.

Voor een oogenblik kwam de gedachte in haar op, om neer te vallen aan zijne voeten, vergeving smeekende, en afwending van wat hij voorhad; maar hij scheen die gedachte te raden, en zijn blik en eene snelle beweging hielden haar terug, en als door betoovering geketend bleef ze neerzitten, om nog te hooren, en weder te antwoorden.

»Afschuwelijk en doemenswaardig zijn die dolingen, Ottelijne!” vervolgde hij: »maar de tijd der verwijtingen is niet meer dáár. Ik hope, en daartoe helpe u God en alle Heiligen! dat het slechts dolingen zijn, en niet een boos en hardnekkig opzet, waarin ge volharden blijft. Daarom, antwoord nog op dit ééne; maar antwoordt niet lichtvaardig en snellijk, zooals daar even, toen slechts uwe tong te beslissen had tusschen logen of waarheid; antwoord mij na rijp beraad, na goed overleg van het verstand, na zelfbeproeving; antwoord mij als gold uwe keuze uwen mijn geluk hier op aarde, en het uwe voor de eeuwigheid. Want waarlijk, dat zal zoo zijn. Zult gij zóó antwoorden?”

Toen voelde Ottelijne in zich voor het eerst dien bezielden moed en die sterke kracht, die eene diepe overtuiging en een van geloof werken in de zwakheid, Toen voelde zij ook, dat de ure beslissend was, en eene ure van beproeving, waarvoor zij niet bezwijken wilde, en eene ure van strijd, waarin zij overwinnen moest. Maar toen wist ze ook, dat zij een eigendom had, dat ze niet opgeven konde. En de zwakke, die altijd