Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/153

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zuidburg, met dien hartstocht voor de bouwkunst, dien hij, zelfs onder al de beslommeringen zijner kerkvoogdij, niet verloochend heeft. De Admiraal van Holland had wel nooit kunnen denken, dat hem een bisdom op den hals zoude worden geschoven. Hij had er niet naar geleefd. Hij had minnaressen gehad en bastaardzonen. Geen groot vergrijp in zijnen tijd tegen de zeden, voor eenen Ridder, die daarenboven krijgsman was; Hertog Philips van Bourgondië had de zijnen erkend, en liet ze opgroeien nevens den wettigen broeder: zoo ook deed menig adellijk Heer, en het kwetste niemand; slechts voor eenen Bisschop klonk dit alles een weinig hard, en toen men hem Bisschop maakte, was hij nog in volle mannelijke kracht, en zijn levensvuur niet gansch verkoeld! Daarom ook heeft men geen recht, hem van huichelarij te verdenken, als men hem zeggen hoort, dat hij niet zelf, hij niet het eerst, die zonderlinge standverwisseling had begeerd; want alles in hem, zijne aangenomen gewoonten, eene geneigdheid tot rust, niet ongewoon in hen, die, na veel gezien en veel gedaan te hebben, eindelijk alleen genieten willen, de toestand van zijn hoofd, en misschien zelfs die van zijn hart, streed met de nieuwe plichten, die hij zich zag opgedrongen. Zijne ingenomenheid met de nieuwe waardigheid moest juist niet sterker worden bij den tegenzin der Utrechtenaren, die, ja, hadden toegestemd in de schikking, welke Karel had begeerd, onmachtig als ze zich kenden om hem tegen te staan, maar in wier geheugen de dagen van zijnen broeder David nog te frisch bewaard waren, om geheel verzoend te zijn met een en anderen zoon van Bourgondië en wier bittere spijt, dat ze steun en bescherming moesten vragen, waar ze die vroeger hadden verleend, alleen hun wantrouwen evenaarde in den beschermer dien ze hadden moeten aannemen. En ondanks dit alles schijnt Philips van Bourgondië zich als Bisschop te hebben bemind gemaakt. Hij wist soms eene Vorstelijke achtbaarheid te paren aan eene vriendschappelijke gemeenzaamheid. Hij toonde eene hartelijke belangstelling in de welvaart zijner burgers, was voor hen licht genaakbaar; sprak hen toe uit eigen beweging, en was van zijn volk geliefd: iets, dat beter voor hem spreekt, dan zijn grafschrift.