Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/156

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

den in onschuld, naar de wijze van Pilatus; die anderen mogen toezien!” En daarbij drukte hij zich den grooten Duitschen hoed, dien hij ophad, diep in de oogen, stiet met luidruchtigen toorn eene voetschabel ter zijde en liep toen onstuimig heen en weder, de beide vuisten op de heupen gerust.

»Dat ik niet tot hen heb behoord, dat weet God!” zuchtte de Vicaris, terwijl hij de hand op de borst legde.

Gerrit van Nimwegen en de Deken van St. Pieter zagen, elkander veelbeteekenend aan, hetzij ze zich niet gansch onschuldig kenden aan de raadgevingen, die nu mishaagden, hetzij dat ze die stormbui maar liefst in stilzwijgen wilden laten afdrijven. Ze stonden gelijktijdig en langzaam op, en wendden zich naar de deur, als hadden zij besloten heen te gaan.

Om te begrijpen, waarom het aanvoeren van de laatste punten den Bisschop en de zijnen zoozeer ontstemde, dient men te weten, dat er sinds eenigen tijd een twist was ontstaan tusschen de Steden Kampen en Zwolle, over eenen tol, dien de eerste wilde heffen op het Zwarte Water, in vergoeding van het oude lang bezeten tolrecht op den IJsel, hetwelk men nu langs dien weg begon te ontduiken; en dat men Philips verdacht van dien tweedracht te hebben aangehitst, of ten minste niet met ernstigen goeden wil tot vrede te hebben gemaand, uit eene heerschzucht, die de Overijsselsche Steden te beter in ontzag zoude weten te houden, als ze zich onderling hadden uitgeput in eenen binnenlandschen krijg.

Zeker is het, dat er onder zijne raadslieden waren, die het aldus bedoeld hadden en bevorderd; het is ook zeker, dat zij beter geslaagd waren, dan de vredestichters, zoodat ten laatste de kleine twistfakkel eene heete moordvlam geworden was, die alomme met brand en verwoesting bedreigde. En alsof het nog niet genoeg ware, dat de broeders van hetzelfde landschap elkander wonden zouden, moest ook nog de vreemdeling, de Geldersche Hertog, de erfvijand van het Sticht en van Bourgondië als ter bescherming worden ingeroepen: eene bescherming, waarbij zij meer konden verliezen, dan bij den stoutsten aanval van eenen vijand. Die bittere verdenking, die de omstandigheden en misschien zijne raadsmannen, hadden op hem geworpen,