Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/168

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te vellen over de Kerk. Daarbij, die meer opgeklaarde denkbeelden, die hij zelf had, gaven hem strijd, en maakten hem niet gelukkig; waarom had hij eene vrouw, die welhaast als gade, als moeder plichten zou te vervullen hebben, waarbij zij zich zalig zoude voelen en hare zaligheid bewerken, noodig, zich te verdiep~n en misschien zich te verwarren in bespiegelingen, waaraan hij, Godgeleerde, hij, de man met den verzienden blik, die zijne eeuw vooruit was, zich niet dan met schroom en met aarzeling durfde overgeven? Daarom had hij gezwegen. Maar zoude die andere ook gezwegen hebben? En wat moest het zijn, zoo hij gesproken had! Luther’s gevaarlijke leer ingestort in deze smachtende ziel, door Paul’s zoetvoerige taal! Die jonge man, sprekende tot die jeugdige vrouw van een gereinigd geloof, van aanbidding in geest en in waarheid! zijne geestdrift en hare ontvangbaarheid voor indrukken, beiden op dien leeftijd, waarin men zoo gaarne idealen schept en tot zich neemt! Voorwaar, zoo hij gesproken had, was zij verloren, en hij moest gesproken hebben: wat toch waarborgde den Vicaris zijn stilzwijgen? Een gegeven woord, maar aan wien? aan eenen beschermer, die zijnen beschermeling onbarmhartig aan zich zelven overliet, te midden van vreemden; en dan nog, het gegeven woord aan een en Katholieken Priester moest niet van groote kracht zijn tegen den vurigen predikijver van eenen jongen Lutheraan. En er waren weken verloopen! Wat had er al niet kunnen gebeuren! Zou hij den belangwekkenden Paul nog vinden? Of zoo hij niet meer daar was, waar en hoe zoude hij hem vinden? Angstparels, meer nog dan die der vermoeienis, schitterden op het ernstig gelaat van den achtingswaardigen man, toen hij na eenen snellen rit in de schemering op Lauernesse aankwam. Dat was op den eigen dag van die treurige ontknooping, waartoe hij onwillekeurig de bouwstoffen geleverd had.

Boudewijn van Utrecht wilde zich bij zijne aankomst, rechtstreeks naar het vertrek der Jonkvrouw wenden, om zijne angstige vermoedens spoedig bevestigd te zien of opgeheven; maar een vreemde bediende, van een stroef en ernstig voorkomen, zonder liverei, zeide hem, dat de Jonkvrouw niet te spreken was. Niet te spreken! Ottelijne van Lauernesse niet te spreken