Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/172

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

eeuwen met eerbied knielden? Is het omdat gij u hebt losgerukt uit den schoot van eene Kerk, waarin zij allen, en millioenen met hen Godvruchtiglijk geleefd hebben als vrome Christenen, en gestorven zijn met eene waarachtige hoop op zaligheid? Is het omdat gij u vrijgemaakt waant van de tucht eener moeder, die alleen maar streng is voor verharde zondaren? Ik zeg u: wie de tucht versmaadt, is niet wijs, en uit losbandigheid volgt wanorde, bloeien de Christendeugden niet! Is het omdat gij eenen achtingswaardigen en edelen jongeling van u vervreemd hebt, die u een goede leidsman had willen zijn voor dit leven?”

»O mijn Heere! gij weet wel, dat ik dit alles niet zocht, niet heb willen zoeken. Aernoud heeft mij zijne liefde opgezegd, omdat hij niet verdragelijk zijn wil met mijn nieuw geloof, noemende het eene dolinge; en Heer! dat weet gij ook, de Kerk… is niet, wat zij was, toen mijne voorouders zich naar haar noemden; de meesten harer dienaren… Vader Luciaan…”

»Wie zijt gij, kleine van verstand en geringe in kennis! om te rechten over de Kerk van Jezus en wie hem vertegenwoordigen op aarde?”

»Niet uit mij zelve zeg ik dit, Heer! maar Paul heeft mij opgewekt en moed gegeven, om kenms te nemen van Gods Woord. En hij heeft mij voorgelicht, en klaarlijk weet ik nu hoe de Kerk is afgeweken van de zuivere leere des Woords, en van de eerste reinigheid des Christendoms, en van de broederliefde en van de tucht, en hoe de ziel niet te redden is, noch het hart beter wordt, door met botte volharding aan te kleven de dolingen, die monnik en Geestelijke (vergeef. mij, Eerwaarde! mijne eerbiedenis voor u is daarom niet kleiner) leeraren en voortzeggen om slim bejag, en hoe ze, door den klagelijken euvel der aflaten, de groote, algeheele voldoemng van onzen Zaligmaker al te schending verkorten, en hoe ze meer eer bewijzen aan de gebeenten van gestorven menschen, die de Heiligen zijn, dan aan God den Heer en zijnen lieven Zoon! en…

»Paul heeft u gerechtigd tot dit onderzoek, zegt gij,” viel