Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/174

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wachting en hoop? Ja, de Kerk is onfeilbaar, de Kerk verandert niet, en is niet veranderd, noch in wezen, noch in reinheid: mogelijk in vormen; maar die vormen waren noodig zoude zij alles omvatten. Maar juist om alles te omvatten, heeft zij ook alles moeten opnemen: het zuivere zoowel als het onzuivere; dat, wat haar verontreinigen kon, zoowel als dat, wat zij zoude reinigen; dat, wat haar eeren kon, zoowel als dat, wat zij opheffen moest uit de schande; zoowel wat haar stichten kon, als wat haar zoude ontstichten; zoowel nederigheid en ootmoed, als trots en eigenwaan; zoowel de armoede, die vroeg, als den rijkdom, die gaf, zoowel den zwakke,. die bescherming afsmeekte, als den sterke, die haar aanbood — zij mocht niet uitsluitend zijn, zij moest algemeen wezen. Zij was het; maar zij werd er toegankelijk door voor de besmetting. Zoo zijn dan ook vele ondeugden binnengeslopen, vele misbruiken gewoonten geworden, vele ongerijmdheden, helaas! geduld. Zoo hebben weelde en eigenbaat en zinnelijkheid zich zetels gebouwd naast de altaren, en hebben door verkwisting, en onmatigheid, en afpersingen, en heerschzucht, en huichelarij, en onreine driften, de vromen geërgerd en de boozen aangemoedigd. De stadhouder van Christus of de grootwaardigheidsdragers der Kerk zijn geene Petrussen meer of Godzalige oudvaders. Julius II, Leo X en wie zij tot de eere des Kardinaalschaps riepen, hebben, op weinige eerwaardige uitzonderingen na, voorbeelden gegeven, die door de gansche lagere Geestelijkheid maar al te gretig worden gevolgd; wat te Rome geduld wordt en aangemoedigd, kan elders niet worden gefnuikt; en zoo zondigen zij voort, de een steunende op de straffeloosheid van den anderen, niet denkende, dat de Satan met vlammende oogen naar de schaapskooi heengluurt, die zij openstellen voor zijne aanvallen, en op de arme kudde, die met vrees en beven naar andere herders omziet, die ijveriger zijn en meer waakzaam; eener kudde, die in hare onkunde wol. ven kiest, die haar den hongerigen zielemoorder toevoeren, of onhandigen, die hen in gemoede op doolwegen brengen, welke niet minder zeker heenleiden ter helle. Zóó is voor dit oogenblik de staat der Kerk: dat weten wij allen, dat zien wij allen,