Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/187

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

naar het zwart overhellende verw, die er een waas van ernst over heen spreidde. De deur, in vierkante stijlen gevat, was in twee deelen horizontaal doorgesneden; het hout was als met kabbelingen uitgeschaafd, en het hooger einde van het bovendeel was afgerond, en prijkte met eenen reusachtigen ijzeren klopper. Die bovendeur stond nu open. Was het om een weinig meer licht op te vangen in de sombere woning, waar het reeds schemering was, schoon de zon het westen nauw was genaderd? of wel om den voorbijganger eenen blik te geven op dat lieve meisje, dat zat te spinnen in het voorhuis, tot een woonvertrek ingericht? of wel om haar zelve?… wij zouden het bijna van haar denken; want de helder blauwe oogjes dwaalden zoo dikwijls af van haar draaiend wieltje naar die opening, en zoo teleurgesteld wendden zij zich daarna weder terug op haren arbeid, dat ze blijkbaar verlangend uitzag naar iets, dat nog altijd niet was te zien.

Het zou wreed zijn, mijner lezeressen de beschrijving te onthouden van het toilet dezer burgerjonkvrouw, dat iets aanlokkelijks had door frischheid en kleurenpracht, schoon het misschien geene aanspraak mocht maken op die juiste vereeniging van het bevallige en eenvoudige, die wij goeden smaak noemen. In plaats van het rijke overkleed met de loshangende mouwen, dat meer uitsluitend de dracht der adellijken was, of ten minste alleen op hoogtijden door de burger-vrouwen werd aangedost, droeg zij een engsluitend keursje of zieltje van zware, lichtblauwe zijde, waaraan geen zilver boordsel gespaard was, en waarvan het afhangend strookje met bevalligen zwier nedervielover de breede plooien van den bovenrok tot op de heupen. Het grootste sieraad der volmaakt sluitende mouwen bestond in langwerpige insnijdingen op schouder, beneden-arm en pols, die de ruime doffen der donkerroode voering te zien gaven. Een gordel van diezelfde hooggeschatte kleur, vastgesnoerd door eenen gesp van verguld zilver, omsloot de tengere middel sierlijk en stevig.

De mode eischte toenmaals nog niet, dat de weelderige vorm van den vrouwenboezem moest weggeperst worden onder een tirannisch harnas; maar in vergoeding daarvan misgunde zij elken vrijen blik op hals en schouders, die zij vermomde