Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/201

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Zoo aanstonds,” antwoordde hij stug, zonder haar aan te zien.

»Niet vóór ge wat verkwikt zijt en uitgerust, hoort gij! En zoodra ge nu te Dordt zijt aangekomen, is dit mijn raad: spreek met meester Floris Oem, dat is een vroom en achtbaar man, die invloed heeft op uwe liefste en die haar in bedaardheid zal vermanen. En laat zij wat schikken, en geef gij wat toel! en zoo zal het zich met ’s Hemels hulpe weder voegen ten beste!”

»Neen, moeder! ik geef niets toe, waar het de zaak van Gods Kerk betreft!”

»Kind! kind! hoed u voor zoo felle onverdragelijkheid; denk, dat het geluk van uw gansche leven er mede gemoeid is, en ook het mijne,” voegde zij er met tranen in het oog bij; »of meent gij, dat het mij niet jammerlijk hard zoude zijn, mijnen oudsten zoon, op wien ik mijnen ganschen trots gesteld had, als eenen dorrenden boom te zien verkwijnen? En als gij wist, hoe mijne voorzorg zich reeds bemoeid had omtrent uwen uitzet en met welk eene blijde hope ik begonnen was alles te schikken!” De goede vrouw was hare aandoening niet langer meester, zij had zich zooveel moeite gegeven om bedaard te blijven en met bezonnenheid te kunnen spreken; de gedachte aan alles wat zij zoolang met zorg had bijeengebracht, en dat nu te vergeefs zoude zijn, geheel te vergeefs, ontnam haar de macht over zich zelve — zij kon niet voortgaan.

»Vrouw!” sprak Aernoud, »hoe kunt gij het meest beschreien aardsche vreugde, het meeste achtende wat het minste is bedenk liever, dat Johanna verloren gaat, dat Ottelijne verloren is! Ottelijne! zij!”… en hij wrong zich de handen radeloos samen van smart. Eene poos daarna vervolgde hij meest bedaard: »en ik zou verdragelijk zijn als het hare en mijne zaligheid geldt, om den wille van een tijdelijk geluk!”

»Mijn Aernoud! gij zijt oprechtelijk vroom; maar bedrieg u zelven niet, gij hebt die vrouw te lief, om daarna niet eeuwiglijk rouwe te hebben, dat gij van haar hebt afgezien, en een te laat berouw is wanhoop, mijn zoon! en alle wijsheidsraad zoude niet kunnen te recht brengen in gansch een leven, wat een berooid hoofd in een enkel uur van driftigheid heeft misdaan; daarom acht op mijn zeggen, laat uwe