Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/209

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van dat alles mij nederig gemaakt hadde! Maar verre van dat! trots en hooge moed, die des Duivels waren, beheerschten mij gansch, en ik was met onbetamelijke zelfverheffing begeerig naar eer, die zoekende met achterstelling van Gods wetten en het vermaan mijner ouderen. Dat deze, ondanks mijn verwaten gemoed en booze gebreken, mij bevorderden tot eenen stand, waaraan voegt nederigheid en een zedig hart, was wel eene voorbeschikking des Hemels, die ook mij de vermogens des verstands niet onthouden had. Maar van alle snoodheid, die in mij heerschte, was mijn ongeloof, mijne flauwhartigheid, mijne koude onverschilligheid omtrent den dienst van God wel de meeste, die me bijbleef, wat zeg ik? die altijd sterker werd, zelfs onder het gewaad, die mij aan dien dienst wijdde. Nog te St. Jacobswoude, waar ik het eerst mijn herderswerk aanving, woelde in mij die twijfelzucht, en ik verkondigde der Gemeente een en God, in wien ik zelf niet kon gelooven, neen erger! dien ik haatte, omdat ik meende niets van Hem te kunnen hopen voor mij, omdat ik in wanhoop mij zelven verdoemde; en toch, toen had ik reeds de gezegende lessen van den geleerden Rhodius mede aangehoord, de man, die met Luther geraadpleegd had ter zake van het geloof! Ik had toen dus reeds onderzocht en gelezen, maar met klein vertrouwen en met trotschen eigenwaan, meer zoekende te weten dan te gelooven. Dat komt omdat Zijne genade nog niet over mij was, omdat het den menschen niet gegeven is zelven uit eigen wille haar aan te grijpen, altijd als het hun lust. Neen, die zóó spreken; raden ten kwade, en zoeken meer eigen wijsheid, dan eigen behoud.” Paul, wiens leven tot hiertoe stil en kalm was henengevloeid, onder de onmiddellijke voorlichting van de meest helderziende mannen der eeuw, en die hunne denkbeelden trapsgewijze en van lieverlede had opgevangen, zonder strijd te kennen of twijfel, voelde al wat er gevaarlijks lag in dat te ver trekken van een denkbeeld, dat lichter heenvoert tot rampzalige wanhoop, tot diepen val, tot dolle dweperij, dan tot een blijmoedig en werkdadig Christendom. Hij begreep, dat de Priester, die niet, als hij, gidsen had gehad op den weg der kennis, en die zelf zich een pad had moeten banen,