Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/214

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vrij was van elke ijverzucht. »Maar zeg mij, kunnen die van Lauernesse het weten? Ottelijne, die veel lijdt, heeft waarlijk sterking noodig.”

»Ik zal haar daarvan kond doen. Ook zelfs uit Amsterdam en uit andere steden hiernevens komen ze in het heimelijk toevloeien; ik zal dan tevens bij machte zijn, om u te doen kennen en aan te bevelen aan onze vrienden, opdat ge op velerlei plaatsen bescherming moogt hebben, en gastvrijheid, hetwelk u goed zal zijn bij de omzwervingen, die u te wachten staan.”

»Ik prijs en dank uwe voorzienige vriendschap…” wilde de Duitscher zeggen; maar zijn gastheer viel hem met een driftig gebaar in de rede:

»Hoort gij het, Paul! daar kraait weer de morgenwekker. God zij geloofd! dat hij ons vindt wakende en op onzen post! Mocht dat altijd zoo zijn! Maar .nu ook komt ons toe een uur van zoete rust,” vervolgde hij, de lamp uitblusschende, die bij het doorbrekende morgenlicht onnoodig werd; en daarop voerde hij naar het gezamenlijk rustbed den jongeling, hem nog vóór weinige uren vreemde, en hem nu broeder door sterker banden dan die des bloeds. Zóó snel en zóó hecht bindt het groote denkbeeld »geloof,” waar de hoop dezelfde is en waar de Christelijke liefde samenvoegt.