Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

In de bovenzaal, die de Vicaris kort daarop binnenging, waren reeds vele Heeren en Edelvrouwen bijeen: daar waren de Heeren van Zuilen en Zuilichem, Heer Adriaan van Boeckhorst met zijne verloofde, Engel uit den Eng; een der Heeren van Enckevoort, enkele leden van het geslacht der van Wijngaardens, de van Rhedes, de Zonnevelds, allen van Utrechts besten adel, en meerdere Stichtsche patriciërs. En geen wonder, dat zij zich allen schaarden rondom de jonge vrouw, die met hare hand eenen grooten naam, eene uitgestrekte bezitting en veel invloed te vergeven had. Veel invloed ongetwijfeld, want de Lauernessen hadden in al de Stichtsche twisten altijd meer de zijde der steden gekozen, dan die der Bisschoppen, en hadden zich van vader op zoon, van erfgenaam op erfgenaam, eene overwegende stem weten voor te behouden, dáár, waar het de algemeene belangen der Provincie gold, afgescheiden van de bijzondere belangen der Geestelijke Heeren. En dáár de Geestelijke Heeren afwisselden, maar de Steden bleven, met hare vooroordeelen en vriendschappen, had het huis Lauernesse in die allen trouwe en machtige bondgenooten, die zich zeer zeker zijn veeten en grieven als hunne eigene zouden aantrekken, en die altijd als gereed stonden, om de zaak te verdedigen van hen, in wie wij eenen krachtigen steun vonden tegen weinig beminde meesters.

Sinds 1457 vond zich dit geslacht ook nog van die zijde gesterkt. Door de vrouwelijke linie verwant aan den bastaardtak van Bourgondië had het in Bisschop David eenen welwillenden beschermer gevonden, en in den nu regeerenden Kerkvoogd Philips zelfs eenen hartelijken vriend; ook had Herbert van Lauernesse, toenmaals Erfheer van het vrije Riddergoed, zich in 1458 en vervolgens onzijdig weten te houden in de bloedige veeten tusschen Utrecht en Amersfoort, eene onzijdigheid, die zich verschoonen liet door zijnen zwakken lichaamstoestand (hij leed aan eene verlamming) en het afzijn van een mannelijk oir. Want juist nu was die frissche boom, die zoo hecht en diep wortel had geschoten in de Stichtsche aarde, en die de kruin zoo trotsch verhief, ver boven de kruinen van al die anderen, zijn versterven nabij. Eene enkele loot vertegenwoordigde nog slechts dit geslacht: eene dochter van Heer Herberts dochter,