Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/23

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

slechts een meisje dat haren naam en haar wapenschild, hare rechten en hare macht zou de geven in de hand van eenen echtgenoot. Daarom ook hadden de Edelen en de Steden, de Bisschop en de groote Prelaten van Utrecht, alle gezamenlijk het oog gericht op dat teêre minderjarige spruitje, dat er na den val van den ouden stam nog behouden bleef. En dit was de groote vraag. die zij zich allen deden: wie zou die echtgenoot zijn? Hoe kruisten zich die aanspraken, hoe botsten zich die belangen! hoeveel hadden die wenschen van eischen! Want zij allen achtten zich gerechtigd den kostbaren buit den hunnen te noemen; en waarlijk, onafhankelijk van dat alles, was de persoon van Ottelijne van Lauernesse een schoone prijs. Zij zelve had te beslissen, wie dien zoude wegdragen: haar grootvader had in zijnen uitersten wil bepaald, dat zij niet vóór hare meerderjarigheid tot den echt zoude gedwongen worden; dat zij zelve eene stem zoude hebben in eene daad, die voor haar leven verbindend moest zijn. Geen der aanzoeken was dus tot hiertoe beantwoord geworden; nu echter, nu was zij meerderjarig. Men denke zich de verwachting van die allen, die daar bijeen waren! Toen ook de Vicaris in dezen kring binnentrad, vond hij veel minder vroolijk feestgejoel, dan wel een zwijgen, als dat van onrustige spanning en belangstellende nieuwsgierigheid, die zelfs zóó ver ging, dat nog niemand hunner het kostbare ontbijt had aangeroerd, dat, in de overgulle kwistigheid, dier tijden, op de credenzen en breede aanrechttafels te prijken stond. Het binnentreden van den Vicaris maakte eenige verandering in dit tooneel. Men begroette hem met al wat de eerbied voor zijnen rang en de achting voor zijnen persoon het meest vereerends en kenmerkends hadden; men stond op, men omringde hem, men voorkwam hem met kleine opmerkzaamheden, men heette hem driewerf welkom. Men moet den Vicaris kennen, zooals hij door het geheele bisdom heen bekend was, om den veelzeggenden eerbied te begrijpen, dien men hem heeft zien toebrengen door ieder der personen, met welke hij in aanraking is geweest. Het is wel mogelijk, dat er eene miskende deugd kan bestaan; het is zeker, dat somtijds deugdzamen en goeden verdrukt worden en onbarmhartig vervolgd; het is eene waarheid, dat verheven zielenadel meer zijne