Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/24

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beschimpers vindt, dan zijne aanbidders, omdat hij niet altijd begrepen wordt; maar wanneer een man, in eene betrekking geplaatst, die hem de handen ruim laat om zeer veel kwaad te doen, al het goede doet, dat in zijne macht is, en beleid genoeg heeft om met schranderheid door te zetten, wat hij weet goed te zijn; en wanneer zulk een man, machtig genoeg om alles te kunnen dienstbaar maken aan zijn eigenbelang, blind wil zijn voor zijn eigenbelang, om helderziende te kunnen blijven voor dat van anderen, wanneer een hooge staatsdienaar waarachtig Christen is, en de Christen een man van moed en van oordeel, als zulk een man zich op die hoogte geplaatst ziet in tijden van algemeen misnoegen, of van algemeen lijden, of van algemeen zedenbederf — dan wordt die man een god der hulpe voorde zwakken, die hij ondersteunt, een ontzagbre rechter voor de boozen, die hem vreezen, een vereerd, hoewel niet nagevolgd model, voor wie met hem gelijkstaan; dan stijgt de eerbied voor zijne grootheid, naarmate men zich en anderen kleiner ziet, en de ondeugden van de anderen, die hij niet heeft, rekent men hem dan nog weder voor deugden toe. In gewone tijden zoude hij een braaf man heeten, nu wordt hij meer dan een gewoon sterveling; in gewone tijden zoude ieder hem met achting de hand toereiken, nu knielt men met aanbidding neêr aan zijne voeten. De man was Boudewijn Gerardz van Heerte, Vicaris van het Bisdom Utrecht, en wat meer zeide dan dit alles, wat zijn ambt kracht en invloed bijzette, vriend, innig vertrouwde vriend van den Bisschop. Hij had het geestelijk kleed aanvaard uit volle, vrije verkiezing; geene armoede dwong hem, geene zucht tot lediggang verlokte hem tot het gemakkelijk monniksleven; geen trots verleidde hem tot het kiezen van eenen stand, die toch in zekere mate altijd te heerschen gaf. Als éénige zoon van een welgesteld Utrechtsch burger, was er in zijne moederstad voor zijne eerzucht een ruim veld geopend, en hij had zich het leven gemakkelijk kunnen maken, ook zonder de afzondering van een klooster; maar hij had nog in zijne jeugd dat stil verblijf gezocht, om, ontheven van elke aardsche beslommering, zich vrijelijk te kunnen overgeven aan zijne zucht voor de letteren en wetenschappen. Maar in het klooster had hij niet gevonden, wat