Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/227

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De arts wendde met eene zonderlinge mengeling van spot en minachting het hoofd af, terwijl hij er bijvoegde: »en daarenboven, geen Priester is hier; als die komt, kan zijne hulp onnoodig zijn.”

»De Priesterlijke wijding van Rome is niet een volstrekt vereischte, om eene stervende den laatsten troost te brengen.” hernam de Duitscher.

»Meent gij zoo?” sprak de arts snel terugwijkende, »doe daarin gelijk gij wilt; alleen gun mij, dat ik verder ga: andere lijders wachten mij — daarna kom ik terug.” En de man verwijderde zich met haast; men had kunnen opmerken, dat hij bij Paul’s woorden zeer bleek geworden was.

En Paul had recht gezegd: bij dit sterfbed zoude een gewijd Priester van Rome misplaatst zijn geweest, want de stervende was geene Roomschgezinde meer. Toen hare gezondheid wankelende werd en het lichaam zich al te zichtbaar boog onder het lijden der ziel, had Aafke in hare bekommering Johanna teruggeroepen; zij had den steun van die zusterhand noodig. Johanna was niet alleen gekomen. Op haar eenzaam Slot, tegenover de bitse figuur van Donna Teresia, was het Ottelijne te bang geworden, sinds geene vroolijke hoop de sombere wanden harer zalen meer sierde met rozen en licht; zij volgde de zuster van Aernoud in de woning zijner moeder, misschien wel — wie kent de ragdraden, waaraan zich de hoop der liefde vasthecht? — met verwachtingen, die tot hiertoe nog altijd waren teleurgesteld. Vrouw Reiniersz had haar ontvangen als eene dochter, en bij eene nauwere kennismaking met dat zacht en liefelijk schepsel griefde het haar telkens meer, dat ze haar vreemde zoude blijven, dat Aernoud zooveel heils had van zich gestooten. Getrouw aan haar grondbeginsel, om niet te veroordeelen wat zij niet kende, had de weduwe geene der beide jonge vrouwen over hare gevoelens verontrust of moeite gedaan; die eerste toegeeflijkheid moest noodwendig de bron zijn van menige andere: zij duldde de gesprekken over de nieuwe geloofsleer, waarin zich ook later Laurens mengde; zij leerde ze aanhooren met belangstelling, met klimmende deelneming, met overtuiging eindelijk; zij ook wilde van toen