Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/240

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

stellen tegen onze heftigheid van opvatting! Dat mij Utrecht vergeve! het zit in het bloed.”

Die pralende ijdelheid op de verwantschap van Karel den Stouten was den zoon van Margaretha Post te vergeven.

Het zwijgen van zijnen Vicaris scheen den Bisschop ditmaal minder toestemming te zijn dan afkeuring, eene afkeuring die hem drukte. Om zich eene houding te geven, wendde hij zich op nieuw tot van Nimwegen, met de vraag: wie de persoon was, wier uitvaart zooveel stoornis had gegeven.

»De weduwe van den oud-Schepen Reinier Bakelsze,” antwoordde deze.

De Vicaris boog het hoofd op de borst en liet eene doffe weeklacht hooren.

»Dus van dien Bakelsze, waar onze vrouw nicht bijna aan vermaagschapt zoude geweest zijn. En die dezelfde is… Bij St. Maarten! de parochiaan is een ezel, dien ik dwingen zal voor haar eene uitvaart te vieren, als ware zij eene stiftdame van Oudwijk! Maar gij, mijn waardige Gerardus Noviomagus! hoe weet gij dat alles zoo in het bijzondere?”

»Uit zeer goede oorzaak. In het afzijn uwer Hoogwaardigheid kwam mijn Heer de Schout van Utrecht, bijgestaan door twee Schepenen, uwer Hoogwaardigheid verslag doen van het gebeurde aan het bewuste sterfhuis, dat wil zeggen, van wat mijn gestrenge Heere gist, dat er gebeurd kan zijn; maar uwe Hoogwaardigheid niet vindende, heeft hij mij van alles ingelicht, en nog daarenboven dit geschreven bescheid teruggelaten tot uw beter verstand.”

»Geef,” riep Philips, het perkament driftig ontrollende.

Terwijl de Bisschop las, sprak de hofkapelaan zacht en ter zijde met den Vicaris.

»Ge begrijpt, toen ik dat wist en van den oploop hoorde, nabij de Buurt-kerk, liet ik er mij aan gelegen zijn, er het naaste van te vernemen, zonder toen nog te weten, hoe mij dat ten goede zou komen om onzen Heer te kunnen bevredigen.”

»Hoe zijn de Heeren van den Gerechte er toe gekomen, om zich met de zaak te moeien?” vroeg Boudewijn.