Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/248

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wèl met hem meenen, en welhaast, als hij zelf zich daar niet tegen stelt, heeft zijn zwervend en roemloos leven een einde.”

»Ja!” riep de Jonkvrouw smartelijk, »juist dat was het wat hij duchtte, Hoogwaardige Heer! Ik weet het, hij is in uwe macht. Trawanten van u hebben hem weggeleid uit de woning, waar hij zich veilig dacht. Waar heeft men hem heengevoerd? In eenen kerker misschien! Heer! ik weet, gij stelt belang in hem, en nooit of nimmer zal hij u dáárin voldoening geven, dat hij het heilige werk verzaakt, dat hij vreugdig en moedig heeft op zich genomen. Met dwang en hardheid zult ge niets op hem verkrijgen.”

»Moei u niet met onze handelingen, Jonkvrouw van Lauernesse! Gij hebt goed geraden: die jonkman is in onze macht; maar dank daar den Hemel voor! zonderdat, was hij misschien alreeds in boeien, ten believe van mijn Heer den Schout van Utrecht.”

»Geloofd zij de Heilige God!” riep Ottelijne, de handen ten hemel heffende, »gij veiligt hem dan voor dezen… en ik, dwaze, die durfde meenen,…, dat uwe Hoogwaardigheid zelve tot dat onderzoek last had gegeven!”

»Ja! nu zou het mij wonder doen, zoo onze welbeminde nicht niet meer wist van deze diep verholen zake, dan Schout en Schepenen met al hunne wijsheid kunnen uitvinden, of het door boei en duimschroef der arme dienstmaagd ontlokken.”

»Vraag mij niets, Hoogwaardigste; want ik kan niet spreken tegen waarheid, en door te zwijgen zou ik u vertoornen!”

»Daarom, eerlijk en welgemoed opgebiecht, en zijt getroost en zonder schroom: het zal niemand schade zijn zoo ik wete!” En door die verzekering gerustgesteld, of misschien geene kans meer ziende om te weigeren, begon Ottelijne den Bisschop te onderrichten van hetgeen er in het huis der vrouwe Reiniersz was voorgevallen, dikwijls in den loop harer rede gestuit door aandoening en herinnering, of door nadere ondervraging van Philips. Dit gesprek, hoe belangvol ook voor den laatste, kan het niet zijn Voor ons, die reeds alles weten en die daarenboven oude kennissen hebben op te zoeken.