Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/249

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XVI.
Mismoedigheid.



De Bisschop had niet te veel gezegd, toen hij verzekerde: »Paul’s gevangenschap is vrij dragelijk.” Menige adellijke Jonkvrouw was niet zoo goed gehuisvest. noch omringd door zooveel weelde, noch gediend met zooveel zorgzame oplettendheid, als de eenvoudige Hervormingsprediker, op het oogenblik, waarop wij hem wedervinden. In het binnenste van het Bisschoppelijk paleis bevond zich een vertrekje, klein en afgezonderd, maar dat was als een kort begrip van alles, wat er sierlijks kon gevonden worden in de eigen zalen van zijn Hoogwaardigheid zelve. De koude wanden waren vermomd onder dikke, wollige tapijten, uit de labrieken van Utrecht; zelfs de vloer was met een dergelijk weefsel bekleed: eene fijne en zeldzame weelde in eenen tijd, waarin Hendrik VIII, en menig groot Heer met hem, in zijne vertrekken nog slechts de voeten drukte op versche biezen of fijn wit zand; maar wij weten het, de Geestelijke Vorsten hadden eenen juisten smaak voor het comfort, en vele aardsche middelen boven hunne bloot wereldsche medeheerschers vooruit. Het meubel, dat, onbescheiden genoeg, de ruimste plaats innam, was een ledikant van stevig eikenhout, welks stijlen en pilasters, sierlijk uitgewerkt en verguld, een vierkant verhemelte omhoog tilden, breed en stevig genoeg, om er een rot voetvolk zonder gevaar of hinder op wacht te kunnen zetten. Zware gordijnen van zilverlaken hingen af van dit trotsche bedkanteel; één derzelve was ter zijde geschoven, en