Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/252

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijne gerust te stellen, bracht hem in die akelige stemming van diepe mismoedigheid, waarin het scheen, alsof alle krachten van ziel en lichaam hem verlaten hadden. Er zijn van die oogenblikken, waarin de mismoedigheid tot ons insluipt door alle poriën, waarop wij haar inademen met iederen luchtdronk, waarop zij ons omspint met haar ragfijn net, ontastbaar en onzichtbaar beide, zoodat wij het verbreken kunnen evenmin als zien, en niets vermogen dan er ons machteloos in rond te wentelen, zonder er ons uit te kunnen loswikkelen, In die oogenblikken is voor ons verloren alles, wat het verledene vroolijks kan hebben of de toekomst bemoedigends. Herinnering en hoop beide zijn er voor ons niet. De ziel mist hé vermogen, om zich aan die zoete troosteressen aan te sluiten. Zij is te mat om zich op te richten, zij geeft zich geheel over aan dat gevoel van lijdelijke loomheid, bijna vindt zij er wellust in, en zinkt ten laatste weg tot de lage verstomping der onverschilligheid. Het is hare gevaarlijkste stemming!

Zij had Paul overmeesterd; wie had in den jongeling, die dáár in trage neêrslachtigheid nederlag, den moedigen en bezielden Hervormingsleeraar gezocht, sterk met zijnen Bijbel en met zijnen God tegen alle machten der aarde? Zoo drukken eenzaamheid en doodsche rust eenen geest neder, die gewoon is zich te uiten, en zijne geestdrift te ontvonken aan de geest drift, die hij zelf bij anderen opwekt en aanvuurt.

Ook zijne kleeding had eene in het oog vallende verandering ondergaan. Het armelijke studentengewaad, dat nog bijna aan de monnikspij deed denken, was vervangen door eenen dos, zooals des Bisschops jeugdige hovelingen zich op hof-feestdagen zouden gekozen hebben. Een ruim overkleed van korenblauw satijn, met kraag en afhangende strook en van fijn zwanendons, hing losjes henen over eene wambuis van een zachte rozenkleur, in de lengte over de borst met uitsnijdsels en inzetsels van witte zijde gevoerd, dat nog veel van het fijne linnen hemd liet zien, aan den halsboord met eene smalle gladde kantstrook omzet, die door eenen band van geslagen goud dicht om de keel werd toegesloten. Hozen van rood scharlaken en schoenen van dezelfde stof, met gouddraad opgewerkt, voltooiden deze klee-