Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/254

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wie hem verpleegden, kon de aanwezigheid van Paul voor geen der leden van het gezin verborgen blijven. Om den knechten geen argwaan te geven, ging hij door voor eenen Duitschen bloedverwant der huisvrouw, en verwijlde, in zijne onbekendheid gerust, in den achterwinkel, die tot huiskamer strekte, wanneer het zijne beurt werd te poozen van het oppassen des gewonden. Op den tweeden middag was hij dáár ingesluimerd op de harde bank, vermoeid van eenen ganschen nacht wakens. In dien ochtend was de Bisschop uit Wijk naar Utrecht teruggekeerd. Volgens eene gewoonte, die hij bovenal na een langdurig afwezen niet verzuimde, bezocht hij de winkels en werkplaatsen zijner Utrechtenaren, met die innemende belangstelling in hunne vorderingen en kunstvlijt, die den Vorsten zoo goed staat en die hem de harten zijner burgers gewonnen had. Zal ik het een toeval noemen, dat hem juist dien dag bij den behendigen en bekenden »bijlhouwer” binnenvoerde? De Vicaris, die hem vergezelde, noemde het later: leiding der Voorzienigheid!

Hoe het zij, na een minzaam onderhoud met den meester, na eene vriendelijke toespraak tot zijne werklieden, na eene ruime bestelling, die hun voor vele weken arbeid gaf, scheen Philips zich te willen verwijderen, maar vooraf bezon hij zich, klaagde over dorst, en vroeg tot verkwikking eene teug hartig bier. Die eere en die gemeenzaamheid, op iederen anderen tijd zoo hoogelijk welkom, om met zooveel dankbaarheid na jaren nog herinnerd te worden, scheen den goeden baas bijlhouwer nu in eene verlegenheid te brengen, al te zichtbaar, om niet door Philips te worden opgemerkt. Hij dacht zich de oorzaak in eene valsche schaamte, en om met goedheid aan de aarzeling een eind te maken, sprak hij: »Acht eenen houten drinkbeker voor mij niet te gering; ik heb op het slagveld uit den helm van eenen soudenier gedronken; zie, ik wil mijne rust bij u nemen, om u te toonen, hoe ik de woning, die eenen eerlijken poorter goed genoeg is, niet te slecht acht voor mij.” En te gelijk stapte hij den achterwinkel binnen, en terwijl de huisvrouw, zoo haastig als haar knikkende knieën voort wilden, kruik en kroeze aanbracht, liep de Vicaris, die