Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/256

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verving hen. Deze strekte Paul tot hofmeester en tot kamerdienaar, tot cipier en tot page, tot meester en tot slaaf, slechts niet tot gezelschap, slechts niet tot afleiding, zelfs niet tot hoorder zijner klachten of overbrenger van eenige bede; want de man was doofstom, gehoorzamende alleen aan wenken, en maakte zich slechts verstaanbaar door teekens. Zoo voelde zich Paul dan volstrekt afgesloten van de gansche menscheJijke samenleving, in het midden van een bevolkt en woelig Hof, welks levenslustige feestvreugde bij wijlen rondom hem klonk, verstoken van elke mogelijkheid om zich te uiten; de twee éénige hulpmiddelen, waardoor de mensch zich mededeelt aan den mensch, waren hem ontzegd: de stem en het schrift; want ofschoon de man hem verpleegde met de zorgende oplettendheid eener oude min en met de eerbiedige dienstvaardigheid van eenen lakei, die aan Hoven is grijs geworden, had hij op Paul’s aangewezen verlangen om schrijfbehoeften hoofdschuddend en met schouderophalen geantwoord. Een bewijs, dat er een tegenbevel bestond. De boeken, die de jongeling gevonden had, vergoedden hem geenszins zijnen eigenen Bijbel, uit voorzichtigheid in de handen van zijnen gastheer gelaten; het waren ongewijde Latijnsche dichters en niet uit het roemrijkste tijdvak der Romeinsche Letterkunde; het was meer een tergen van zijnen.goeden smaak, dan een tegengift voor verveling. Maar de verveling was nog niet tot hem gekomen; onrust, smart, gissingen, twijfel en zelfverwijt, die allen in zijne ziel heen en weder woelden, hadden voor de kerkerverveling geene plaats gelaten. Na de onrust voor anderen en de smart voor zich zelven te hebben doorgeleefd, na zich in gissingen te hebben afgepijnd, had de twijfel hem aangegrepen, de twijfel aan zijn werk, aan zich zelven, aan zijne roeping. »Neen het was vermetele eigenwaan geweest, dat hij, zwakke jongeling, de taak der mannen op zich had genomen; dat hij, knaap, die de innigheid der huiselijke banden niet kende, de onrust had gebracht in de huisgezinnen, en de liefde verstoord tusschen bloedverwanten: hoe wist hij, ongewijde, dat hij waarlijk geroepen was, om de uitdeeler te zijn van den schat des Evangelies… hoe, indien zelfverblin-