Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/264

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

worden.” En toch voegde hij er weemoedig bij: »toon mij een schriftelijk bevel van mijnen vader en ik zal… moeten… gehoorzamen.”

»Gij brengt mij tot het uiterste. Jonkman! zóó iets is niet onder mijn bereik, maar beter zijn onder mijn bereik de middelen om u te dwingen, zoo ge hardnekkig weigert volgzaam te zijn. Mijne sterkte Vreeland, met haren schromelijken kerker, kan zich lichter voor u openen dan ontsluiten .”

»Een betere dan ik bewoont den Wartburg!”

»Tot hiertoe hebt gij de hardheden der gevangenschap niet gekend!”

»O! zij zullen mij liever zijn dan die ontzenuwende weelde, die mij hier heeft omringd.”

»Gij wilt het! mocht u dit woord eenmaal niet te laat rouwen! Uit Vreeland komen geene beden tot ons.”

»Ik zal ze niet slaken, dan tot God,” sprak de jongeling standvastig. »En Hij, voor wien wallen en vesten niets zijn, zal mij te Zijner tijd wedergeven aan mijn werk, en op nieuw stellen voor het oog der Gemeente.”

»Genoeg!” zeide de Bisschop, die zich omwendde tot zijnen Vicaris, met wien hij zacht en veel sprak; deze verliet hem, ook Philips scheen willens een ander vertrek binnen te gaan,… Paul volgde hem… »Heer! ga niet van mij, zonder mij te zeggen wien ik toebehoor, wat gij voor mij zijt.”

»Een ketterleeraar zal op zijne hooggeboren bloedmagen niet trotsen. Gij zult niets weten.”

»Heer! ik wil hen gedenken in mijn gebed.”

»Bid voor uwe aanstaande rechters, en laat mij,” riep Philips met gemaakten toom, en rukte zich snel los, want hij voelde zich niet sterk genoeg om de smeekingen der jongelings te weerstaan, en hij had zich voorgenomen, niet toe te geven.

Een uur later verliet een jonkman, omstuwd van een sterk geleide, te paard het Bisschopshof. Dat was Paul, dien men heenvoerde naar Vreeland.